ECLI:NL:CRVB:2012:BW9937

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-865 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen van een eerder besluit inzake Wajong-uitkering

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 23 januari 2007, waarin haar Wajong-uitkering was geweigerd. Het Uwv had het bezwaar van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna het besluit in rechte onaantastbaar werd. Appellante heeft op 8 oktober 2008 opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd, welke aanvraag door het Uwv werd aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit. Het Uwv handhaafde bij besluit van 26 april 2010 zijn eerdere beslissing, omdat er volgens hen geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden.

De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de door appellante aangevoerde gronden geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden betroffen, en dat de medische gegevens die zij in hoger beroep had overgelegd, niet relevant waren voor de beoordeling van het eerdere besluit. Appellante heeft in hoger beroep dezelfde gronden herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen.

De Raad benadrukte dat nieuwe feiten ingevolge artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de aanvraag of in bezwaar moeten worden vermeld, en dat feiten die pas in de fase van beroep of hoger beroep naar voren worden gebracht, niet in de beoordeling kunnen worden meegenomen. Gelet op deze overwegingen werd het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/865 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 december 2010, 10/2075 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 27 juni 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. T.E. van der Bent, advocaat, hoger beroep ingesteld en medische stukken overgelegd.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2012.
Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Bent. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 23 januari 2007 heeft het Uwv appellante een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) geweigerd. Het Uwv heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Het door appellante ingestelde beroep is ingetrokken. Hiermee is het besluit van 23 januari 2007 in rechte onaantastbaar geworden.
1.2. Op 8 oktober 2008 heeft appellante opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek om terug te komen van zijn besluit van 23 januari 2007.
1.3. Bij besluit van 26 april 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit om niet terug te komen van zijn beslissing van 23 januari 2007, aangezien er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat hetgeen appellante bij de aanvraag en in bezwaar naar voren heeft gebracht geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is. Het betreffen geen (medische) gegevens die appellante niet bij haar eerste aanvraag, of in bezwaar na de afwijzing van die aanvraag, naar voren had kunnen brengen.
3. In hoger beroep heeft appellante de aangevallen uitspraak bestreden. Appellante heeft dezelfde gronden aangevoerd welke zij reeds in beroep naar voren heeft gebracht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De rechtbank heeft de gronden die in beroep zijn aangevoerd en in hoger beroep zijn herhaald afdoende besproken. Zij heeft genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen.
4.2. Het standpunt van appellante gebaseerd op eerst in hoger beroep overgelegde medische stukken kan geen doel treffen, reeds omdat nieuwe feiten ingevolge artikel 4:6 van de Awb bij de aanvraag of in bezwaar moeten worden vermeld. Naar vaste rechtspraak van de Raad, zoals deze onder meer volgt uit de uitspraak LJN BB3594, kan met nieuwe feiten die pas in de fase van beroep of hoger beroep naar voren worden gebracht bij de rechterlijke toetsing van met toepassing van artikel 4:6 van de Awb genomen besluiten geen rekening worden gehouden.
4.3. Gelet op de overwegingen 4.1 en 4.2 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J. Brand en C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2012.
(getekend) T. Hoogenboom.
(getekend) Z. Karekezi.
KR