ECLI:NL:CRVB:2012:BW9847
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang na ongedaanmaking inhoudingen bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellante, die sinds 25 januari 2008 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had bezwaar gemaakt tegen een inhouding van € 90,55 over een bepaalde periode. De rechtbank had het bezwaar gegrond verklaard en het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Appellante ging in hoger beroep, maar het college heeft tijdens het hoger beroep de inhoudingen ongedaan gemaakt en een bedrag van € 452,75 aan appellante terugbetaald.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, omdat het college tegemoet was gekomen aan het hoger beroep van appellante, zij geen rechtens te respecteren belang meer had bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. Appellante had ook geen schadevergoeding gevraagd, waardoor er geen procesbelang meer aanwezig was. De Raad verklaarde het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk. Daarnaast werd het college veroordeeld in de kosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 437,-- en werd bepaald dat het college het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 111,-- aan appellante vergoedt. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C. van Viegen als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en E.C.R. Schut als leden, in aanwezigheid van griffier V.C. Hartkamp.