ECLI:NL:CRVB:2012:BW9656
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Centrale Raad van Beroep bij hoger beroep tegen uitspraak rechtbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen een afwijzing van bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Lelystad niet-ontvankelijk verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand, maar het college had het bezwaar ongegrond verklaard. Appellant stelde dat het college in gebreke was gebleven en had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de rechtbank de zaak vereenvoudigd had afgedaan met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel staat verzet toe bij de rechtbank, maar geen hoger beroep. De rechtbank had abusievelijk een hogerberoepclausule in plaats van een verzetclausule onder haar uitspraak opgenomen. Hierdoor was de Raad niet bevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De Raad heeft besloten het hogerberoepschrift door te zenden naar de rechtbank ter behandeling als verzetschrift.
Daarnaast heeft de Raad bepaald dat de griffier het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 112,-- aan appellant moet terugbetalen, omdat de rechtbank een onjuiste rechtsmiddelclausule had vermeld. De uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van griffier R. Scheffer, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.