ECLI:NL:CRVB:2012:BW9656

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-7076 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Centrale Raad van Beroep bij hoger beroep tegen uitspraak rechtbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen een afwijzing van bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Lelystad niet-ontvankelijk verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand, maar het college had het bezwaar ongegrond verklaard. Appellant stelde dat het college in gebreke was gebleven en had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de rechtbank de zaak vereenvoudigd had afgedaan met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel staat verzet toe bij de rechtbank, maar geen hoger beroep. De rechtbank had abusievelijk een hogerberoepclausule in plaats van een verzetclausule onder haar uitspraak opgenomen. Hierdoor was de Raad niet bevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De Raad heeft besloten het hogerberoepschrift door te zenden naar de rechtbank ter behandeling als verzetschrift.

Daarnaast heeft de Raad bepaald dat de griffier het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 112,-- aan appellant moet terugbetalen, omdat de rechtbank een onjuiste rechtsmiddelclausule had vermeld. De uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van griffier R. Scheffer, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/7076 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 november 2011, 11/2234 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Lelystad (college)
Datum uitspraak 26 juni 2012.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 5 juni 2012. Partijen zijn niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 10 juni 2011 heeft het college een aanvraag van appellant om bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand afgewezen.
1.2. Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.3. Bij brieven van 26 oktober 2011 heeft appellant aan het college meegedeeld dat het college in gebreke is tijdig een besluit op het bezwaar te nemen en bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
1.4. Bij besluit van 1 november 2011 heeft het college het bezwaar tegen het besluit van
10 juni 2011 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3. De Raad ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of hij bevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen.
3.1. De rechtbank heeft de zaak vereenvoudigd afgedaan met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen een met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak kan ingevolge artikel 8:55 van de Awb verzet worden gedaan bij de rechtbank, maar staat ingevolge artikel 18, tweede lid, aanhef en onder a, van de Beroepswet geen hoger beroep open. De rechtbank heeft abusievelijk een hogerberoepclausule in plaats van een verzetclausule onder haar uitspraak opgenomen.
3.2. Uit 3.1 volgt dat de Raad niet bevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen. Het hogerberoepschrift zal naar de rechtbank worden doorgezonden ter behandeling als verzetschrift.
3.3. De omstandigheid dat de rechtbank een onjuiste rechtsmiddelclausule heeft vermeld, geeft aanleiding om te bepalen dat de griffier het griffierecht aan appellant terugbetaalt.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-verklaart zich onbevoegd;
-bepaalt dat het hogerberoepschrift wordt doorgezonden naar de rechtbank ter behandeling als verzetschrift;
-bepaalt dat de griffier het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 112,-- aan appellant terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2012.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) R. Scheffers
HD