ECLI:NL:CRVB:2012:BW9400

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/349 MAW + 11/598 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toewijzing functie op grond van bodemgeschiktheid en functie-eisen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de weigering van de Commandant Landstrijdkrachten om een functie toe te wijzen aan betrokkene, die zich had aangemeld voor de vacature van Commandant Transport/Diagnose Advies & Assistentiegroep. De commandant oordeelde dat betrokkene niet bodemgeschikt was voor de functie, wat leidde tot een bezwaar en een daaropvolgende rechtszaak.

De voorzieningenrechter had in eerste instantie geoordeeld dat de commandant betrokkene in beginsel bodemgeschikt had moeten achten, omdat hij was uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de commandant voldoende redenen had om betrokkene af te wijzen. De Raad stelde vast dat de commandant een ruime beleidsvrijheid heeft bij het vervullen van vacatures en dat de toetsing door de bestuursrechter terughoudend dient te zijn. De Raad concludeerde dat de commandant terecht had gesteld dat betrokkene niet voldeed aan de functie-eisen, die onder andere technische kennis en leidinggevende kwaliteiten vereisten.

De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. De Raad benadrukte dat de commandant niet ten onrechte had geoordeeld dat betrokkene niet bodemgeschikt was, en dat de functie-eisen die aan de vacature waren verbonden, reeds in de functiebeschrijving waren opgenomen. De uitspraak bevestigde de noodzaak voor sollicitanten om aan de gestelde eisen te voldoen en dat de commandant de vrijheid heeft om te bepalen wie geschikt is voor de functie.

Uitspraak

11/349 MAW, 11/598 MAW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage van 13 december 2010, 10/8163 en 10/8164 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Commandant Landstrijdkrachten (commandant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 21 juni 2012
PROCESVERLOOP
Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.
Partijen hebben ieder een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2012. Voor betrokkene is mr. P.M. Groenhart verschenen. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A.J. Verdonk.
OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene heeft in april 2010 zijn belangstelling kenbaar gemaakt voor de vacature van Commandant Transport/Diagnose Advies & Assistentiegroep (C T/Daagp) van het Logistiek Peloton van de School Noord van het Opleidingscentrum Initiële Opleidingen. Op 29 april 2010 heeft hierover een gesprek plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de Commandant Logistiek Peloton School Noord op 3 mei 2010 aan de commandant advies uitgebracht.
1.2. Bij besluit van 1 juni 2010 heeft de commandant geweigerd de functie aan betrokkene toe te wijzen, op de grond dat betrokkene niet bodemgeschikt wordt geacht voor de functie.
1.3. Bij besluit van 21 oktober 2010 (bestreden besluit) heeft de commandant het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard. Daartoe is vooral overwogen dat betrokkene te weinig technische kennis en ervaring op het gebied van materieel heeft en over onvoldoende leidinggevende kwaliteiten beschikt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter - voor zover hier van belang - het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 1 juni 2010 herroepen en bepaald dat zijn uitspraak in de plaats treedt van deze besluiten. De voorzieningenrechter overwoog dat de commandant betrokkene, nu deze voor een sollicitatiegesprek was uitgenodigd en gelet op het advies van de Commandant Logistiek Peloton School Noord, in beginsel bodemgeschikt had moeten achten. De voorzieningenrechter was echter tevens van oordeel dat de commandant in redelijkheid heeft kunnen besluiten de functie niet aan betrokkene toe te wijzen. De vacature was naar achteraf is gebleken niet geheel duidelijk, maar tijdens het sollicitatiegesprek is genoegzaam naar voren gebracht dat men op zoek was naar een "technische man". Betrokkene heeft tijdens het gesprek onvoldoende duidelijk kunnen maken aan de functie-eisen te kunnen voldoen.
3. In hoger beroep heeft de commandant aangevoerd dat de voorzieningenrechter het bestreden besluit ten onrechte heeft vernietigd. In het algemeen is het zo dat alleen bodemgeschikte kandidaten worden uitgenodigd voor een selectiegesprek. Tijdens het gesprek met betrokkene is echter in aanvulling op de vacaturepublicatie aan bod gekomen welke specifieke competenties voor de functie zijn vereist. Alsnog is geconcludeerd dat betrokkene niet in voldoende mate aan de functie eisen kan voldoen, aldus de commandant.
4. Betrokkene bestrijdt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat deze in de plaats treedt van het bestreden en het primaire besluit. Hij meent dat hij aan alle functie-eisen voldeed, dat hij daarom bodemgeschikt had moeten worden verklaard en dat de functie aan hem had moeten worden toegewezen.
5. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep naar voren hebben gebracht, overweegt de Raad als volgt.
5.1. De Raad stelt eerst - ambtshalve - vast dat de voorzieningenrechter het bestreden besluit heeft vernietigd en het primaire besluit van 1 juni 2010 heeft herroepen zonder daarvoor een andere beslissing in de plaats te stellen. De inleidende aanvraag van betrokkene - zijn sollicitatie - is daarmee niet afgedaan. De aan artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ontleende beslissing dat de aangevallen uitspraak in de plaats treedt van de genoemde besluiten, is hier dus zinloos en onjuist. De voorzieningenrechter heeft kennelijk bedoeld te zeggen dat de besluiten aan een motiveringsgebrek lijden, maar dat de uitkomst - de weigering om de functie aan betrokkene toe te wijzen - in rechte stand houdt. In dat geval had de voorzieningenrechter het bestreden besluit moeten vernietigen en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb moeten bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
5.2. Met betrekking tot de inhoud van het bestreden besluit heeft de voorzieningenrechter met juistheid voorop gesteld dat bij het vervullen van vacatures aan de commandant een ruime beleidsvrijheid toekomt. De toetsing door de bestuursrechter is dienovereenkomstig terughoudend.
5.3. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting hanteert de commandant als uitgangspunt dat sollicitanten die niet aan de functie-eisen voldoen niet voor een sollicitatiegesprek worden opgeroepen. Daarmee is echter niet gezegd dat omgekeerd een ieder die wordt opgeroepen moet worden geacht aan de functie-eisen te voldoen. Anders dan de voorzieningenrechter, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat in dit geval het uitnodigen van betrokkene wèl die betekenis had. Zo'n aanknopingspunt is ook niet gelegen in het advies van de Commandant Logistiek Peloton School Noord. Dit advies dateert van nà het gesprek en is zonder meer negatief. Het houdt in dat betrokkene niet beschikt over de kennis en vaardigheden die voor de functie nodig zijn.
5.4. Betrokkene beroept zich op de functiebeschrijving zoals deze luidde bij openstelling van de vacature. In die oorspronkelijke beschrijving was niet uitdrukkelijk aangegeven welke kennis en vaardigheden van de functionaris worden verwacht. Later is de beschrijving op dit punt aangevuld. Genoemd worden nu onder meer: kennis en vaardigheden op het vakgebied, kennis van vigerende wet en regelgeving op dit gebied, kennis van arbo en milieuwetgeving en kennis van het materieel, aanwezig bij de School. Volgens betrokkene betreft het hier nieuwe eisen, die ten tijde van de sollicitatie nog niet mochten worden gesteld.
5.5. Deze beroepsgrond faalt. Terecht heeft de commandant erop gewezen dat het hier gaat om eisen die reeds in de functiebeschrijving lagen besloten. De beschreven werkzaamheden omvatten onder meer het doen uitvoeren en controleren van het onderhoud van het materieel, het begeleiden van personeel bij het uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden en het geven van adviezen met betrekking tot de staat van het materieel. In dit opzicht is de functiebeschrijving ongewijzigd gebleven. De commandant mocht zich op het standpunt stellen dat werkzaamheden zoals deze naar hun aard slechts goed kunnen worden uitgevoerd door iemand die zowel over leidinggevende kwaliteiten als over specifieke technische kennis en ervaring beschikt. Dat betrokkene hier anders over denkt, doet niet ter zake, evenmin als de opvatting van zijn vroegere leidinggevende. Het is niet aan hen, maar aan de commandant om de organisatie in te richten en te bepalen wat de functie inhoudt. In het gesprek op 29 april 2010 is ook voldoende duidelijk naar voren gebracht dat de commandant een technische man zocht.
5.6. Dat het betrokkene aan technische achtergrond ontbreekt, is niet in geschil. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat ten onrechte vraagtekens zijn geplaatst bij zijn leidinggevende capaciteiten. Onder deze omstandigheden stond het de commandant vrij om betrokkene af te wijzen op de grond dat hij niet geschikt is om de functie uit te oefenen. Niet ten onrechte heeft de commandant dit tot uitdrukking gebracht door te overwegen dat betrokkene niet bodemgeschikt is. Betrokkene kan ook niet staande houden dat hem enige vorm van (materiële of immateriële) compensatie had moeten worden geboden.
5.7. Het hoger beroep van de commandant treft dus doel. Het hoger beroep van betrokkene kan niet slagen. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak ook op inhoudelijke gronden voor vernietiging in aanmerking komt en dat het beroep van betrokkene ongegrond moet worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en R. Kooper en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2012.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) E. Heemsbergen.
HD