ECLI:NL:CRVB:2012:BW9313
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Toekenning ouderdomspensioen op grond van de AOW en de terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellant, geboren in 1940, had op 22 december 2009 een aanvraag voor ouderdomspensioen ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb kende het pensioen toe met ingang van december 2008, maar stelde dat er geen sprake was van een bijzonder geval, waardoor het pensioen niet met een langere terugwerkende kracht dan één jaar kon worden toegekend. Dit besluit werd door de rechtbank Amsterdam in een eerdere uitspraak bevestigd, waaruit bleek dat appellant niet voldoende had onderbouwd dat hij niet in staat was om het aanvraagformulier in te vullen of hulp van anderen in te schakelen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen de argumenten van appellant herhaald, waarbij hij stelde dat zijn medische toestand hem belemmerde in het indienen van de aanvraag. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant op de hoogte was van zijn recht op pensioen en dat hij om persoonlijke redenen had besloten het aanvraagformulier niet in te dienen. De Svb had weliswaar de bevoegdheid om ambtshalve het pensioen toe te kennen, maar was daar niet toe verplicht in dit geval.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter, en de leden T.L. de Vries en H.J. Simon, in aanwezigheid van griffier J.R. Baas.