ECLI:NL:CRVB:2012:BW9298

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2245 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen van een eerder genomen besluit inzake Wajong-uitkering

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.F. van Willigen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 2 maart 2011, waarin zijn beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om niet terug te komen van een eerder besluit werd afgewezen. Het Uwv had op 4 december 2007 de aanvraag van appellant voor een Wajong-uitkering afgewezen, waarop appellant geen rechtsmiddelen had aangewend. Op 25 februari 2009 diende appellant een nieuwe aanvraag in, die door het Uwv werd opgevat als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit. Het Uwv handhaafde echter zijn eerdere besluit bij een beslissing op bezwaar van 13 januari 2010, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden.

De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij zich aansloot bij de motivering van het Uwv. De rechtbank oordeelde dat de sociaal emotionele ontwikkeling van appellant, die in een rapport van 30 maart 2010 was beschreven, niet als een nieuw feit kon worden aangemerkt, aangezien deze ontwikkeling al was meegenomen in de beoordeling van de eerdere aanvraag. In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank deze gronden afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 juni 2012, door J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier K.E. Haan.

Uitspraak

11/2245 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 2 maart 2011, 10/305 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 15 juni 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.F. van Willigen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Door appellant zijn nadere stukken ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2012. Appellant heeft zich laten bijstaan door mr. Van Willigen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.
OVERWEGINGEN
1.1. Op 19 juni 2007 heeft appellant een uitkering aangevraagd ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Bij besluit van 4 december 2007 heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2. Met een op 25 februari 2009 gedagtekend aanvraagformulier heeft appellant opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. Deze aanvraag heeft het Uwv opgevat als een verzoek om terug te komen van zijn besluit van 4 december 2007.
1.3. Bij besluit van 13 januari 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit om niet terug te komen van zijn beslissing van 4 december 2007, aangezien er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat zij met het Uwv van oordeel is dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. In dit kader heeft de rechtbank onderschreven de in het rapport van 30 maart 2010 neergelegde motivering van de bezwaarverzekeringsarts dat de sociaal emotionele ontwikkeling van appellant niet als een nieuw feit of omstandigheid kan worden aangemerkt. Met deze ontwikkeling, die een onderdeel is van het totale functioneren van appellant, is rekening gehouden bij de beoordeling van appellants (eerste) Wajong-aanvraag van 19 juni 2007.
3. Appellant heeft in hoger beroep herhaald hetgeen hij reeds in beroep naar voren heeft gebracht.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden die in hoger beroep opnieuw naar voren zijn gebracht afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft dan ook het onder 2 weergegeven oordeel van de rechtbank met inbegrip van de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen en maakt deze tot de zijne.
4.2. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2012.
(get.) J. Brand.
(get.) K.E. Haan.
KR