ECLI:NL:CRVB:2012:BW9298
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van een eerder genomen besluit inzake Wajong-uitkering
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.F. van Willigen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 2 maart 2011, waarin zijn beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om niet terug te komen van een eerder besluit werd afgewezen. Het Uwv had op 4 december 2007 de aanvraag van appellant voor een Wajong-uitkering afgewezen, waarop appellant geen rechtsmiddelen had aangewend. Op 25 februari 2009 diende appellant een nieuwe aanvraag in, die door het Uwv werd opgevat als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit. Het Uwv handhaafde echter zijn eerdere besluit bij een beslissing op bezwaar van 13 januari 2010, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij zich aansloot bij de motivering van het Uwv. De rechtbank oordeelde dat de sociaal emotionele ontwikkeling van appellant, die in een rapport van 30 maart 2010 was beschreven, niet als een nieuw feit kon worden aangemerkt, aangezien deze ontwikkeling al was meegenomen in de beoordeling van de eerdere aanvraag. In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank deze gronden afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 juni 2012, door J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier K.E. Haan.