ECLI:NL:CRVB:2012:BW9164

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1293 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om AWBZ-indicatie voor individuele begeleiding tijdens naschoolse opvang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Haarlem. De appellant, een kind geboren in 2004 met een oogafwijking en een verstandelijke handicap, had een aanvraag ingediend bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor individuele begeleiding tijdens de naschoolse opvang. De aanvraag werd afgewezen door CIZ, omdat er volgens hen geen sprake was van bovengebruikelijke zorg. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging.

De Raad heeft vastgesteld dat de problematiek van de appellant zich voornamelijk voordoet in de interactie met andere kinderen, zoals op school en in de buitenschoolse opvang, maar niet in de thuissituatie. De Raad oordeelde dat de zorgbehoefte in de thuissituatie bepalend is voor de indicatiestelling. Aangezien er in de thuissituatie geen bijzonder probleemgedrag werd geconstateerd, was er volgens de Raad geen sprake van bovengebruikelijke zorg. De Raad bevestigde daarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de thuissituatie bij de beoordeling van zorgbehoefte en de criteria voor het toekennen van zorgindicaties onder de AWBZ. De Raad concludeerde dat de aanvraag van de appellant terecht was afgewezen, omdat er geen substantiële overschrijding van de gebruikelijke begeleiding was aangetoond. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

10/1293 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 22 januari 2010, 09/5265 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant), wettelijk vertegenwoordigd door zijn vader, [naam vader]
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
Datum uitspraak 20 juni 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [naam vader] hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2012. Voor appellant is
[naam vader] verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door M. van Toornburg en
J. Henneveld.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is geboren [in] 2004 en heeft een oogafwijking en een verstandelijke handicap. Op 25 juni 2009 is voor appellant bij CIZ een aanvraag ingediend om een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor individuele begeleiding tijdens de naschoolse opvang, omdat appellant daar probleemgedrag vertoont waarmee de leidsters van de opvang niet kunnen omgaan.
1.2. Bij besluit van 5 augustus 2009 heeft CIZ de aanvraag afgewezen.
1.3. Bij besluit van 19 oktober 2009 heeft CIZ het bezwaar tegen het besluit van 5 augustus 2009 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat ingevolge de AWBZ geen indicatie kan worden afgegeven voor de zorgfunctie Begeleiding ten behoeve van naschoolse opvang, omdat zorg in de vorm van oppassen en toezicht houden behoort tot de algemeen aanvaarde zorg die door de sociale omgeving c.q. de ouders van het kind geboden moet worden. Voorts is volgens CIZ vooralsnog niet gebleken van bovengebruikelijke zorg als bedoeld in de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2009 (Beleidsregels) of van overbelasting bij de ouders van appellant.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, overwogen dat bij appellant (nog) niet is gebleken van bovengebruikelijke zorg als bedoeld in de Beleidsregels. In het geval van appellant is namelijk niet aannemelijk geworden dat de omvang van het toezicht en de sturing die bij hem nodig is, substantieel (dat wil zeggen één uur per dag) meer is dan bij kinderen zonder beperking.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Voor een weergave van de relevante bepalingen in de regelgeving en de Beleidsregels verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
4.1. Op grond van de Beleidsregels kan - voor zover hier van belang - bij kinderen begeleiding worden geïndiceerd, indien sprake is van bovengebruikelijke zorg (dat wil zeggen: een substantiële overschrijding van de gebruikelijke begeleiding in vergelijking tot gezonde kinderen van dezelfde leeftijdscategorie) of als de ouders overbelast zijn of wegens beperkingen de gebruikelijke begeleiding niet kunnen geven.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat geen sprake is van overbelasting van de ouders of het wegens beperkingen niet kunnen geven van de gebruikelijke begeleiding.
4.3. CIZ stelt zich terecht op het standpunt dat bij de beoordeling of sprake is van bovengebruikelijke zorg in de zin van de Beleidsregels de zorgbehoefte in de thuissituatie bepalend is. Pas als dáár sprake is van bovengebruikelijke zorg, kan begeleiding geïndiceerd worden en dan kan die begeleiding ook worden ingezet op de buitenschoolse opvang.
4.4. De Raad stelt op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast dat appellant in de periode die hier in geding is, in de thuissituatie geen bijzonder probleemgedrag vertoonde. De problematiek waarvoor appellant hulp nodig heeft, doet zich met name voor bij de interactie met andere kinderen, zoals op school en de buitenschoolse opvang. Hiervan is thuis niet dan wel in zeer geringe mate sprake. CIZ heeft op grond hiervan terecht aangenomen dat er geen sprake is van bovengebruikelijke zorg, zodat zij de aanvraag van appellant terecht heeft afgewezen.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.C.P. Venema en G.M.T. Berkel-Kikkert als leden, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2012.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. van Dam.
HD