ECLI:NL:CRVB:2012:BW8885
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de weigering van een WIA-uitkering op basis van verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig standpunt
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.B.Th. Koekkoek, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij per 18 juni 2009 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op een deugdelijk verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig standpunt. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat zijn medische beperkingen door het Uwv waren onderschat en dat de functies die hem waren toegewezen, te zwaar voor hem waren. Hij voegde hieraan toe dat hij op religieuze gronden bezwaar had tegen werken op zondag, wat hem ongeschikt maakte voor de functie van parkeercontroleur.
De Centrale Raad concludeerde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant de aan de schatting ten grondslag gelegde functies kon vervullen. De Raad benadrukte dat de persoonlijke overtuiging van appellant geen rol speelde in de beoordeling van zijn geschiktheid voor de functies. De Raad bevestigde dat er geen overschrijdingen van de mogelijkheden van appellant waren en dat de functies geschikt waren.
Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.