ECLI:NL:CRVB:2012:BW8771
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. De zaak betreft de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand voor de betaling van het griffierecht, welke door het college van burgemeester en wethouders van Groningen was afgewezen. De Raad had eerder, op 21 februari 2012, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, stellende dat het college onterecht zijn aanvraag voor bijzondere bijstand had afgewezen en dat er omstandigheden waren die het niet betalen van het griffierecht verschoonbaar maakten.
Tijdens de zitting op 8 mei 2012 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand niet ter discussie stond in deze procedure. Het enkele feit dat de aanvraag was afgewezen, was niet voldoende om te concluderen dat appellant niet in verzuim was. De Raad heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat appellant niet in verzuim was geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting voor de ontvankelijkheid van hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.