ECLI:NL:CRVB:2012:BW8537
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aan appellant, die sinds 14 januari 2008 uitgevallen is voor zijn werk als bijrijder vanwege acute oogklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 8 januari 2010 vastgesteld dat appellant met ingang van 11 januari 2010 geen recht op een WIA-uitkering had, omdat hij niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd. De rechtbank Assen heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat de vastgestelde lichamelijke beperkingen van appellant niet in twijfel konden worden getrokken.
Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald en betoogd dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van zijn oogziekte glaucoom, die zijn gezichtsveld heeft aangetast. Hij stelt dat hij door zijn oogproblemen niet in staat is om de geduide functies te vervullen. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig en volledig is uitgevoerd. De Raad concludeert dat er geen medische gegevens zijn overgelegd die aanleiding geven om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de functies die aan appellant zijn toegewezen, medisch gezien geschikt zijn.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van appellant hebben overwogen, maar geen aanleiding hebben gezien om de eerdere beslissing van de rechtbank te herzien. De Raad heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 juni 2012.