ECLI:NL:CRVB:2012:BW8330

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-955 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om tegemoetkoming in verhuiskosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 december 2010. De appellante had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), omdat zij aangaf belemmeringen te ondervinden bij het traplopen naar haar woning op de vierde etage. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 17 september 2009 afgewezen, omdat uit onderzoek door de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) bleek dat er geen medische noodzaak was voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het college de adviezen van CIZ terecht aan het besluit ten grondslag had gelegd.

In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, maar zij heeft geen medische stukken overgelegd die haar stelling onderbouwen dat er een contra-indicatie voor traplopen aanwezig is. De Raad heeft overwogen dat het op de weg van appellante ligt om met medische stukken te onderbouwen waarom de adviezen van CIZ niet juist zijn. Aangezien appellante dit niet heeft gedaan, concludeert de Raad dat het college zich op goede gronden heeft gebaseerd op de adviezen van CIZ en dat de aanvraag terecht is afgewezen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/955 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 december 2010, 10/1629 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 13 juni 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N. Bevelander, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2012. Voor appellante is mr. Bevelander verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C. Smit.
OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellante heeft op 7 september 2009 bij het college een tegemoetkoming in de verhuiskosten op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aangevraagd. Ter toelichting op deze aanvraag heeft zij opgegeven dat zij belemmeringen ondervindt bij het traplopen naar haar woning, die op de vierde etage is gelegen.
1.2. Het college heeft de aanvraag bij besluit van 17 september 2009 afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat uit onderzoek door de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is gebleken dat appellante geen aantoonbare medische beperkingen ondervindt op het gebied van traplopen of het normaal gebruik van haar woning, zodat er geen medische noodzaak is om te verhuizen.
1.3. Bij besluit van 16 maart 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 17 september 2009 ongegrond verklaard op de grond dat een herbeoordeling door CIZ van haar advies niet tot een andere conclusie heeft geleid.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 16 maart 2010 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de adviezen van CIZ aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat het in dit geval op de weg van appellante ligt om met medische stukken te onderbouwen waarom de conclusie in de adviezen niet juist is en dat appellante dat niet heeft gedaan.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het op de weg van appellante ligt om met medische stukken te onderbouwen waarom de conclusie in de adviezen van CIZ niet juist is. Appellante heeft de stelling dat dit het geval is en dat vanwege haar lichamelijke beperkingen een contra-indicatie voor traplopen aanwezig is, ook in hoger beroep niet onderbouwd met een medische contra-expertise of andere medische stukken. Dit leidt tot de conclusie dat het college zich op goede gronden heeft gebaseerd op de adviezen van het CIZ en de aanvraag terecht heeft afgewezen.
4.2. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012.
(get.) R.M. van Male.
(get.) V.C. Hartkamp.
HD