ECLI:NL:CRVB:2012:BW7863
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van het Uwv om terug te komen op eerder besluit inzake arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen op een besluit van 2 februari 1995, waarbij de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellante met ingang van 27 maart 1995 werd ingetrokken. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante stelde dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden, maar het Uwv wees dit verzoek af, stellende dat appellante geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden had aangedragen zoals vereist in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het Uwv zich op het standpunt kon stellen dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. De Raad bevestigde dat het besluit van 2 februari 1995 in rechte onaantastbaar was geworden door eerdere uitspraken van de Raad. De Raad oordeelde dat het Uwv, gezien de omstandigheden van de zaak, rechtmatig gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de aanvraag van appellante af te wijzen zonder toepassing van artikel 4:5 van de Awb.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier.