ECLI:NL:CRVB:2012:BW7851
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- H.L. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van verzekeringsstatus en nawerking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WAO-uitkering had aangevraagd. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WAO-uitkering toe te kennen per 18 augustus 1994. Het Uwv baseerde deze beslissing op het rapport van de bezwaarverzekeringsarts, die concludeerde dat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat het ziektebeeld van appellant op 18 augustus 1994 wezenlijk anders was dan op 19 juli 1994. Tevens werd gesteld dat er geen aanwijzingen waren voor een wijziging van het medische toestandsbeeld eerder dan in 1997.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard en het besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet correct had gehandeld volgens de eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 oktober 2009, omdat het niet duidelijk was gedurende welk tijdvak appellant verzekerd was. De rechtbank concludeerde echter dat appellant ten tijde van zijn ziekmelding in 1997 niet meer verzekerd was voor de WAO, aangezien zijn laatste dienstverband eindigde op 22 maart 1996.
In het hoger beroep heeft appellant opnieuw betoogd dat hij ziek was geworden in een verzekerde periode, maar de Raad oordeelde dat appellant dit standpunt niet aannemelijk had gemaakt. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van appellant geen doel trof. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd voor zover deze was aangevochten. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.