ECLI:NL:CRVB:2012:BW7249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de herziening van zijn WAO-uitkering, die per 22 november 2010 was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellant, die sinds 1999 uitgevallen is voor zijn werk als procesoperator vanwege psychische klachten, had eerder een uitkering ontvangen die was berekend op 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep heeft de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen bevestigd. De verzekeringsarts heeft lichamelijk onderzoek verricht en informatie opgevraagd bij de huisarts, waarbij extra beperkingen zijn aangenomen op basis van informatie van reumatoloog P. Seys. De bezwaarverzekeringsarts heeft eveneens een lichamelijk onderzoek uitgevoerd en was het eens met de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door de verzekeringsarts was opgesteld. Appellant heeft geen medische onderbouwing ingediend die twijfel zou kunnen oproepen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen, waardoor de Raad geen aanleiding zag om aan de FML te twijfelen.
De rechtbank Breda had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij veel pijn ervaart en volledig arbeidsongeschikt is. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant, gezien zijn belastbaarheid zoals vastgesteld in de FML, in staat moet worden geacht om de aan de theoretische schatting ten grondslag gelegde functies uit te oefenen, waaronder die van parkeercontroleur en produktiemedewerker. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.