ECLI:NL:CRVB:2012:BW7245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op grond van de WAO en WIA na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2011. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Wolter, had hoger beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn beroep tegen het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 maart 2011. Dit besluit weigerde appellant met ingang van 19 december 2007 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en stelde dat hij met ingang van 18 november 2009, ondanks beperkingen, geschikt was voor bepaalde werkzaamheden.
De rechtbank had geoordeeld dat het bestreden besluit voldoende medische grondslag had en dat de bezwaarverzekeringsarts, na bestudering van rapportages en overleg met andere artsen, tot de conclusie was gekomen dat er geen sprake was van een verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld van appellant. De Raad bevestigde deze bevindingen en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op goede gronden had vastgesteld op minder dan 35% en dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was.
Appellant voerde aan dat zijn psychische problemen onvoldoende waren meegewogen in de eerdere beoordelingen, maar de Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts alle relevante gegevens had betrokken, inclusief die van de WAO-beoordeling in 2005. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding.