ECLI:NL:CRVB:2012:BW7231

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1829 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen van een eerder genomen besluit inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 4 februari 2010, waarin het Uwv weigerde terug te komen van een eerder besluit van 13 maart 2002. Dit eerdere besluit hield in dat de appellant geen uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) zou ontvangen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 4 mei 2012 was de appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad heeft de gronden die in beroep naar voren zijn gebracht, afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad concludeert dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 juni 2012.

Uitspraak

11/1829 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2011, 10/935 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 1 juni 2012.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2012. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 4 februari 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit om niet terug te komen van zijn beslissing van 13 maart 2002, waarbij appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is geweigerd.
2. De rechtbank heeft op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep naar voren gebracht hetgeen hij reeds in beroep naar voren heeft gebracht. Appellant heeft geen nieuwe gezichtspunten te berde gebracht ter zake van zijn stelling dat hij sinds 1978 onafgebroken arbeidsongeschikt is.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden die in beroep naar voren zijn gebracht en in hoger beroep zijn herhaald afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad voegt hier nog het volgende aan toe.
4.2. De stelling van appellant dat hij door het Uwv had moeten worden opgeroepen voor een medisch onderzoek, omdat hij in Nederland ziek is geworden, behoeft niet te worden besproken. In het onderhavige geval staat immers een besluit op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht centraal. Mitsdien dient slechts de vraag te worden beantwoord of er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden en zo ja, of het bestuursorgaan heeft kunnen weigeren van zijn bevoegdheid gebruik te maken om van een in rechte vaststaand besluit terug te komen. Zoals volgt uit overweging 4.1 moet deze vraag ontkennend worden beantwoord.
4.3. Gelet op de overwegingen 4.1 en 4.2 treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2012.
(get.) J. Brand.
(get.) K.E. Haan.
KR