ECLI:NL:CRVB:2012:BW7168

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3602 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 18 oktober 2011, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.R. Schenkhuizen, had verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring. De Raad heeft de zitting op 16 april 2012 gehouden, waarbij het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage niet aanwezig was.

De Raad heeft in zijn overwegingen gekeken naar de feiten en omstandigheden van de zaak. Er werd vastgesteld dat de gronden van het hoger beroep mogelijk al bij faxbericht van 19 september 2011 waren ingediend, ondanks dat de eerdere uitspraak was gebaseerd op het feit dat deze gronden niet binnen de gestelde termijn waren ingediend. De Raad heeft daarbij ook de termijnagenda in overweging genomen die door de gemachtigde van appellant was overgelegd.

Gelet op het recht op toegang tot de rechter, zoals verankerd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, heeft de Raad besloten dat de rechtzoekende in deze situatie het voordeel van de twijfel moet krijgen. Dit leidde tot de conclusie dat het verzet gegrond werd verklaard, de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de stand werd voortgezet waarin het zich bevond. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/3602 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 mei 2011, 10/5704 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (college)
Datum uitspraak 29 mei 2012.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 18 oktober 2011 heeft de Raad het door mr. E.R. Schenkhuizen, advocaat, namens appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 18 oktober 2011 heeft mr. Schenkhuizen namens appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 16 april 2012. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Schenkhuizen. Het college is niet verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 18 oktober 2011 berust op de overwegingen dat de gronden van het hoger beroep niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 22 augustus 2011 gestelde termijn zijn ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) appellant niet in verzuim is geweest.
Gelet op hetgeen in het verzetschrift is aangevoerd en op het verhandelde ter zitting, is de Raad van oordeel dat de gebleken feiten en omstandigheden van dit geval de mogelijkheid openlaten dat de gronden van het hoger beroep - toch - al bij faxbericht van 19 september 2011 zijn ingediend. Daarbij kent de Raad onder andere betekenis toe aan de ter zitting door de gemachtigde van appellant overgelegde - en aldus aangeduide - termijnagenda. Het in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden verankerde recht op toegang tot de rechter vergt dat de rechtzoekende in een dergelijke situatie het voordeel van de twijfel krijgt.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 18 oktober 2011 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad in dit geval geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2012.
(get.) T.G.M. Simons
(get.) D.W.M. Kaldenhoven
IvR