ECLI:NL:CRVB:2012:BW7168
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 18 oktober 2011, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.R. Schenkhuizen, had verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring. De Raad heeft de zitting op 16 april 2012 gehouden, waarbij het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage niet aanwezig was.
De Raad heeft in zijn overwegingen gekeken naar de feiten en omstandigheden van de zaak. Er werd vastgesteld dat de gronden van het hoger beroep mogelijk al bij faxbericht van 19 september 2011 waren ingediend, ondanks dat de eerdere uitspraak was gebaseerd op het feit dat deze gronden niet binnen de gestelde termijn waren ingediend. De Raad heeft daarbij ook de termijnagenda in overweging genomen die door de gemachtigde van appellant was overgelegd.
Gelet op het recht op toegang tot de rechter, zoals verankerd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, heeft de Raad besloten dat de rechtzoekende in deze situatie het voordeel van de twijfel moet krijgen. Dit leidde tot de conclusie dat het verzet gegrond werd verklaard, de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de stand werd voortgezet waarin het zich bevond. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.