ECLI:NL:CRVB:2012:BW6795

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-87 WWB-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende WWB-VV

In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Raaijmakers, op 14 november 2009 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 6 oktober 2009. Op 14 december 2011 heeft de verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft op 29 mei 2012 uitspraak gedaan op dit verzoek. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Dit is het gevolg van het feit dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in de bodemprocedure, waardoor niet langer voldaan is aan de voorwaarde dat er hoger beroep aanhangig moet zijn. De voorzieningenrechter verduidelijkte dat, hoewel het voldoende is dat er op enig moment hoger beroep is ingesteld, er op het moment van de aanvraag van de voorlopige voorziening een hoger beroep aanhangig moet zijn. De uitspraak in de bodemprocedure was gedaan op 17 januari 2012, waarbij de Raad de aangevallen uitspraak heeft bevestigd. Gezien deze omstandigheden werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

12/87 WWB-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van de Haarlemmermeer
Datum uitspraak 29 mei 2012.
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 14 november 2009 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 6 oktober 2009, 09/2307 (aangevallen uitspraak).
Namens verzoeker heeft mr. M. Raaijmakers, advocaat te Hoofddorp, op 14 december 2011 een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
OVERWEGINGEN
1. Ingevolge het bepaalde in artikel 18 en artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep bij de Raad is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Bij uitspraak van 17 januari 2012, LJN BN1777, heeft de Raad de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, bevestigd. Verzoeker heeft niettemin zijn verzoek om voorlopige voorziening gehandhaafd.
3. Gegeven deze uitspraak in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat niet langer is voldaan aan de voorwaarde dat met betrekking tot de uitspraak ten aanzien waarvan een voorlopige voorziening wordt gevraagd hoger beroep is ingesteld. Hoewel voor de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van de Raad tot het treffen van een voorlopige voorziening voldoende is dat er op enig moment hoger beroep is ingesteld, dient deze voorwaarde aldus te worden verstaan dat er een hoger beroep aanhangig moet zijn, wil er een voorlopige voorziening kunnen worden getroffen.
4. Het vorenstaande leidt ertoe dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen kennelijk niet-ontvankelijk is. Met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb wordt uitspraak gedaan zonder zitting.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2012.
(get.) C. van Viegen.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.
HD