ECLI:NL:CRVB:2012:BW6795
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende WWB-VV
In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Raaijmakers, op 14 november 2009 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 6 oktober 2009. Op 14 december 2011 heeft de verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft op 29 mei 2012 uitspraak gedaan op dit verzoek. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Dit is het gevolg van het feit dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in de bodemprocedure, waardoor niet langer voldaan is aan de voorwaarde dat er hoger beroep aanhangig moet zijn. De voorzieningenrechter verduidelijkte dat, hoewel het voldoende is dat er op enig moment hoger beroep is ingesteld, er op het moment van de aanvraag van de voorlopige voorziening een hoger beroep aanhangig moet zijn. De uitspraak in de bodemprocedure was gedaan op 17 januari 2012, waarbij de Raad de aangevallen uitspraak heeft bevestigd. Gezien deze omstandigheden werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.