ECLI:NL:CRVB:2012:BW6794
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- H.L. Schoor
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 maart 2010, waarbij zijn verzoek om terug te komen van een eerder besluit werd afgewezen. De rechtbank had de appellant erop gewezen dat hij griffierecht verschuldigd was en dat dit tijdig betaald diende te worden. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft de appellant nagelaten het griffierecht van € 41,-- binnen de gestelde termijnen te betalen. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep van de appellant niet-ontvankelijk.
In hoger beroep heeft de appellant volgehouden dat hij het griffierecht tijdig had betaald en heeft hij een bankafschrift overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling. De Raad heeft echter vastgesteld dat het bankafschrift niet op naam van de appellant stond, maar op naam van een derde, mevrouw [B.]. Bovendien ontbraken relevante betalingskenmerken die konden aantonen dat de betaling daadwerkelijk door de appellant was gedaan. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat hij het griffierecht tijdig had voldaan en dat er geen feiten of omstandigheden waren die het niet tijdig voldoen van het griffierecht verschoonbaar maakten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 16 mei 2012.