ECLI:NL:CRVB:2012:BW6487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van proceskosten en schadevergoeding na intrekking van hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 10-2331 WW. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en had in januari 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar ontvangen, waar het Uwv volledig aan de bezwaren van de appellant tegemoetkwam. De appellant trok daarop zijn hoger beroep in en verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en wettelijke rente. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv reeds had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, maar dat de kosten die de appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep had gemaakt nog ter beoordeling stonden.
De Raad heeft de proceskosten begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 655,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, wat in totaal neerkomt op € 977,--. De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van deze kosten aan de appellant. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot schadevergoeding en vergoeding van kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
De Raad heeft ook de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen aan de appellant en verwees voor de wijze van berekening van de rente naar een eerdere uitspraak. Voor de vergoeding van het betaalde griffierecht kan de appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.