ECLI:NL:CRVB:2012:BW6487

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2331 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten en schadevergoeding na intrekking van hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 10-2331 WW. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en had in januari 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar ontvangen, waar het Uwv volledig aan de bezwaren van de appellant tegemoetkwam. De appellant trok daarop zijn hoger beroep in en verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en wettelijke rente. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv reeds had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, maar dat de kosten die de appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep had gemaakt nog ter beoordeling stonden.

De Raad heeft de proceskosten begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 655,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, wat in totaal neerkomt op € 977,--. De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van deze kosten aan de appellant. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot schadevergoeding en vergoeding van kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.

De Raad heeft ook de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen aan de appellant en verwees voor de wijze van berekening van de rente naar een eerdere uitspraak. Voor de vergoeding van het betaalde griffierecht kan de appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

10/2331 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 2 maart 2010, 08/3677 (aangevallen uitspraak).
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 23 mei 2012.
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 30 november 2011 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd als LJN BU6530
Het Uwv heeft op 9 januari 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 23 januari 2012 heeft mr. Winia namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en wettelijke rente.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar van 9 januari 2012 geheel aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen.
De Raad wijst het verzoek van appellant toe om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 25 januari 2012, LJN BV1958.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, staan de Raad nog ter beoordeling de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 655,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 977,--.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv tot vergoeding van schade als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 977,--.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2012.
(get.) B.M. van Dun.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.
NW