ECLI:NL:CRVB:2012:BW6398
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J. Riphagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning ZW-uitkering op basis van medische grondslag en redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zich had ziek gemeld na een tijdelijk dienstverband bij het Ministerie van Justitie. Appellant was van mening dat hij recht had op een ZW-uitkering per 25 september 2002, maar het Uwv had dit geweigerd. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. Hij stelt dat de rechtbank het oordeel van de deskundige onjuist heeft geïnterpreteerd en vordert schadevergoeding vanwege het niet uitbetalen van de ZW-uitkering en de overschrijding van de redelijke termijn.
De Raad heeft vastgesteld dat er op de datum in geding geen als ziekte of gebrek te duiden toestand aanwezig was. De deskundige, psychiater G. Nabarro, had aangegeven dat appellant geen syndromale psychiatrische stoornis had, maar wel desadaptieve persoonlijkheidskenmerken vertoonde. De Raad concludeert dat een afwijkende karakterstructuur of persoonlijkheidsstoornis in het algemeen niet als een ziekte of gebrek kan worden gekwalificeerd, en dat er geen medische grondslag is voor de gevraagde ZW-uitkering. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens wordt vastgesteld dat er geen sprake is van schending van de redelijke termijn door de Raad, en wordt het verzoek om schadevergoeding op dat punt eveneens afgewezen. De proceskosten worden niet vergoed.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met Ch. van Voorst als voorzitter en J. Riphagen en J.P.M. Zeijen als leden, in aanwezigheid van griffier H.L. Schoor.