ECLI:NL:CRVB:2012:BW6394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J. Riphagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Toekenning WGA-loonaanvullingsuitkering en vaststelling resterende verdiencapaciteit na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering aan appellante, die sinds 10 augustus 2004 arbeidsongeschikt is door een neurologische aandoening. Appellante had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar deze was per 1 februari 2010 beëindigd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellante een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, waarbij de resterende verdiencapaciteit (RVC) was vastgesteld op € 687,- per maand. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische beperkingen waren onderschat, vooral op het gebied van aandacht en concentratie.
De Raad heeft vastgesteld dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts, die concludeerde dat appellante in staat was om 20 uur per week te werken, ondanks haar beperkingen. De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe objectieve medische gegevens had ingediend die de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts konden ondermijnen. De functies die aan de schatting ten grondslag lagen, werden als medisch geschikt beoordeeld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.