ECLI:NL:CRVB:2012:BW6262

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2592 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning kinderbijslag en niet-ontvankelijkheid hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2009 was geweigerd. De Svb had in een eerder besluit vastgesteld dat appellante op de peildatum van dat kwartaal niet als ingezetene werd beschouwd volgens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).

Tijdens de procedure heeft de Svb op 21 maart 2012 medegedeeld dat zij het bestreden besluit had ingetrokken en appellante alsnog als ingezetene zou beschouwen op de peildatum van het eerste kwartaal 2009. Hierdoor was de Centrale Raad van Beroep van mening dat appellante geen belang meer had bij een beoordeling van het geschil in hoger beroep, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.

De Raad heeft tevens geoordeeld dat de Svb op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld. De totale kosten voor verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep werden begroot op € 1311,-. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

10/2592 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2010, 09/3925 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb).
Datum uitspraak: 4 mei 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2012. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door H. van der Most en mr. A. Marijnissen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit op bezwaar van 7 oktober 2009 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 24 juli 2009 gehandhaafd, waarbij met ingang van het tweede kwartaal van 2009 kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) aan appellante ten behoeve van haar kind is toegekend, maar is geweigerd kinderbijslag over het eerste kwartaal 2009 toe te kennen omdat appellante op de peildatum van dat kwartaal niet als ingezetene in de zin van de AKW wordt beschouwd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Svb heeft bij brief van 21 maart 2012 medegedeeld te hebben besloten om het bestreden besluit in te trekken en appellante alsnog als ingezetene te beschouwen op de peildatum van het eerste kwartaal 2009.
De Raad stelt vast dat de Svb, zoals ter zitting van de Raad is bevestigd, geheel aan het beroep van appellante tegemoet is gekomen, zodat appellante geen belang meer heeft bij een beoordeling van het geschil in hoger beroep. De Raad zal dan ook het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 874,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 437,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1311,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1311,-, te betalen door de Svb aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat de Svb aan appellante het betaalde griffierecht van € 152,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2012.
(get.) M.M. van der Kade
(get.) J.R. Baas.
TM