ECLI:NL:CRVB:2012:BW6023
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving vanaf 26 september 2007 een uitkering, maar heeft nagelaten om het dagelijks bestuur te informeren over zijn inschrijving als medevennoot in het handelsregister en de registratie van een domeinnaam. Dit leidde tot een onderzoek door de sociale recherche, waaruit bleek dat appellant als medevennoot was geregistreerd en dat hij geen melding had gemaakt van zijn zelfstandig ondernemerschap. Het dagelijks bestuur heeft vervolgens de bijstand van appellant over de periode van 1 december 2007 tot 1 juni 2008 ingetrokken, omdat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij geen inkomsten had uit zijn activiteiten voor de zomer van 2008, maar de Raad oordeelt dat hij niet in staat is geweest om controleerbare gegevens over zijn inkomsten te verstrekken. De Raad stelt vast dat appellant niet heeft voldaan aan zijn verplichting om alle feiten en omstandigheden te melden die van invloed kunnen zijn op zijn recht op bijstand. De Raad bevestigt dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, indien niet kan worden vastgesteld of appellant recht had op bijstand.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Zutphen, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.