ECLI:NL:CRVB:2012:BW5990

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6810 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WGA-vervolguitkering en medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om de herziening van de WGA-vervolguitkering van appellant, die als machineoperator werkzaam was en in 2004 uitviel wegens nek- en rugklachten. Appellant ontving vanaf 29 augustus 2006 een loongerelateerde WGA-uitkering, die op 29 augustus 2008 werd omgezet in een WGA-vervolguitkering, vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Het Uwv herzag deze uitkering per 1 juli 2010 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, wat appellant betwistte. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat. Appellant stelde in hoger beroep dat hij volledig arbeidsongeschikt was en voerde recente medische informatie aan ter ondersteuning van zijn standpunt. Het Uwv betoogde echter dat er geen toename van functionele beperkingen was op de in geding zijnde datum. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het medisch oordeel van het Uwv overtuigend was en dat er geen reden was om aan de geschiktheid van de geduide functies te twijfelen. De signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid waren afdoende toegelicht door het Uwv. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan op 16 mei 2012.

Uitspraak

11/6810 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 12 oktober 2011, 11/2452 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 16 mei 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J. Bronsveld, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bronsveld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was werkzaam als machineoperator. In 2004 is hij uitgevallen voor dat werk wegens nekklachten. Er is tevens sprake van rugklachten. Appellant is met ingang van 29 augustus 2006 in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering. Met ingang van
29 augustus 2008 is deze uitkering gewijzigd in een WGA-vervolguitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.2. Bij besluit van 12 augustus 2010 (primair besluit) is de WGA-vervolguitkering met ingang van 1 juli 2010 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 24 maart 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat de medische beperkingen van appellant, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van
24 juni 2010, niet zijn onderschat. De rechtbank zag geen aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals appellant had verzocht. Wat betreft de arbeidskundige kant van de schatting was de rechtbank er voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van appellant in de geduide functies niet wordt overschreden. Ook overigens moet appellant volgens de rechtbank in staat worden geacht de aan deze functies verbonden werkzaamheden te verrichten.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat zijn beperkingen dermate zijn dat hij volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant recente informatie van zijn behandelend neuroloog overgelegd. Appellant acht zich niet in staat de hem voorgehouden functies te verrichten en vindt deze functies ook gezien zijn taalniveau en opleiding niet geschikt.
3.2. Volgens het Uwv blijkt uit de in hoger beroep overgelegde medische informatie dat er een evolutie in het ziektebeeld van appellant heeft plaatsgevonden en dat er met betrekking tot de medische toestand van de onderrug rond mei 2011 sprake was van een keerpunt in de problematiek. In verband hiermee acht het Uwv appellant met ingang van 1 mei 2011 volledig arbeidsongeschikt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit berust op een zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen aanknopingspunten zijn het medisch oordeel van het Uwv voor onjuist te houden wordt onderschreven. Het Uwv heeft overtuigend toegelicht dat uit de door appellant in hoger beroep overgelegde medische informatie van zijn behandelend neuroloog blijkt dat de medische toestand van zijn onderrug inmiddels is verslechterd, maar dat op de in geding zijnde datum nog geen sprake was van een toename van de functionele beperkingen. Appellant heeft ter zitting gesteld dat als gevolg van een pijnbehandeling weliswaar zijn pijnklachten tijdelijk zijn verminderd, maar dat hij op grond van de al langer bestaande medische beperkingen (ook) op de in geding zijnde datum volledig arbeidsongeschikt was. Dat standpunt wordt niet gevolgd nu een medische onderbouwing daarvan ontbreekt. Op grond van de beschikbare gegevens bestaat er geen aanleiding om een deskundige te benoemen en de rechtbank is ook niet ten onrechte voorbij gegaan aan het verzoek van appellant om een deskundige te benoemen.
4.2. Uitgaande van een juiste vaststelling van de functionele mogelijkheden van appellant is er geen reden om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de voor appellant geduide functies. De signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid zijn door het Uwv afdoende toegelicht. Het standpunt van appellant dat de geduide functies niet geschikt zijn gezien zijn taalniveau en opleiding wordt niet onderschreven. Uit het rapport van de voor het Uwv werkzame arbeidsdeskundige Lammerse blijkt dat appellant de Nederlandse taal beheerst en in de geduide functies worden geen bijzondere eisen met betrekking tot de beheersing van de Nederlandse taal gesteld. Het Uwv is bij het selecteren van de functies uitgegaan van een VMBO-niveau en gezien de opleiding en werkervaring van appellant voldoet hij aan dat niveau.
4.3. Uit de overwegingen onder 4.1 en 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding bestaat geen aanleiding. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.
6. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-bevestigt de aangevallen uitspraak;
-wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) N.S.A. El Hana.
TM