ECLI:NL:CRVB:2012:BW5864
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- H. Bolt
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en de beoordeling van de gezondheidstoestand van de appellant
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van de appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, die tot 17 mei 2007 een volledige uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen (WAZ) ontving, was van 1 mei 2008 tot en met 30 april 2009 werkzaam als bedrijfsleider. Na een ziekmelding op 18 juni 2009, vanwege nekklachten, ontving hij ziekengeld. Het Uwv heeft op 16 juli 2009 besloten om de uitkering per 17 juli 2009 te beëindigen, omdat de appellant niet meer ongeschikt werd geacht voor zijn werk. Dit besluit werd door de rechtbank ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts een zorgvuldig onderzoek hebben uitgevoerd naar de gezondheidstoestand van de appellant. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht het werk van de appellant als maatgevende arbeid heeft aangemerkt en dat er geen medische gegevens zijn overgelegd die de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts in twijfel trekken. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de aangevallen uitspraak voldoende gemotiveerd is. De Raad ziet geen aanleiding om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en bevestigt deze.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om medische gegevens aan te leveren ter ondersteuning van hun standpunten. De Raad heeft geen gronden gevonden voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet worden vergoed.