ECLI:NL:CRVB:2012:BW5864

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4004 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering en de beoordeling van de gezondheidstoestand van de appellant

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van de appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, die tot 17 mei 2007 een volledige uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen (WAZ) ontving, was van 1 mei 2008 tot en met 30 april 2009 werkzaam als bedrijfsleider. Na een ziekmelding op 18 juni 2009, vanwege nekklachten, ontving hij ziekengeld. Het Uwv heeft op 16 juli 2009 besloten om de uitkering per 17 juli 2009 te beëindigen, omdat de appellant niet meer ongeschikt werd geacht voor zijn werk. Dit besluit werd door de rechtbank ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts een zorgvuldig onderzoek hebben uitgevoerd naar de gezondheidstoestand van de appellant. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht het werk van de appellant als maatgevende arbeid heeft aangemerkt en dat er geen medische gegevens zijn overgelegd die de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts in twijfel trekken. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de aangevallen uitspraak voldoende gemotiveerd is. De Raad ziet geen aanleiding om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en bevestigt deze.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om medische gegevens aan te leveren ter ondersteuning van hun standpunten. De Raad heeft geen gronden gevonden voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet worden vergoed.

Uitspraak

10/4004 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 juni 2010, 09/1691
(aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 16 mei 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J.A. van Schaik, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2012.
Namens appellant is verschenen mr. Van Schaik. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.A. Blind.
OVERWEGINGEN
1. Appellant, die tot 17 mei 2007 een volledige uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen (WAZ) heeft ontvangen, is van 1 mei 2008 tot en met 30 april 2009 voor 40 uur per week als bedrijfsleider in dienst geweest van [naam werkgever], te [vestigingsplaats]. Hij heeft zich op 18 juni 2009 onder meer wegens nekklachten vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld. Naar aanleiding hiervan is aan appellant ziekengeld toegekend.
2. Bij besluit van 16 juli 2009 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hem met ingang van 17 juli 2009 geen ziekengeld meer werd uitgekeerd, omdat hij op en na deze datum niet meer ongeschikt werd geacht tot het verrichten van zijn arbeid.
3. Bij besluit van 17 augustus 2009 (bestreden besluit) het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 16 juli 2009 ongegrond verklaard.
4. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij met name betekenis toegekend aan de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts. De rechtbank zag geen reden deze bevindingen voor onjuist te houden, nu geen informatie van medische aard – bij voorbeeld afkomstig uit de behandelend sector – is overgelegd die een ander licht werpt op de gezondheidstoestand van appellant per 17 juli 2009 en op eventuele beperkingen die hieruit voortvloeien voor het verrichten van arbeid.
5.1. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan in de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen. Uit de stukken blijkt dat appellant laatstelijk voor de onderhavige ziekmelding een jaar in dienst is geweest van voormeld transportbedrijf en blijkt niet van een aantoonbaar ziekteverzuim gedurende dat jaar. De rechtbank heeft dit werk terecht als de maatgevende arbeid in de zin van artikel 19 van de Ziektewet aangemerkt. De verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts hebben een zorgvuldig onderzoek ingesteld naar de gezondheidstoestand van appellant ten tijde in geding en op verantwoorde wijze geconcludeerd dat appellant op die datum niet buiten staat was zijn werk te verrichten. Appellant heeft zijn in hoger beroep herhaalde standpunt, dat zijn lichamelijke beperkingen sinds de intrekking van de WAZ-uitkering zo waren toegenomen dat hij zijn arbeid niet kon volhouden, niet met medische gegevens onderbouwd en ook geen gegevens ingebracht die reden vormen om de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts in twijfel te trekken.
5.2. Gelet op hetgeen onder 5.1 is overwogen is de aangevallen uitspraak voldoende gemotiveerd en vormt hetgeen appellant heeft aangevoerd geen reden om die uitspraak niet in stand te laten. Hieruit volgt de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad acht geen gronden aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en H. Bolt en
J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012.
(get.) Ch. van Voorst
(get.) I.J. Penning
TM