ECLI:NL:CRVB:2012:BW5685

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5029 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafontslag van inkomensconsulente wegens plichtsverzuim en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die als inkomensconsulente werkzaam was bij de gemeente Tiel. Appellante was in een tijdelijke aanstelling en kreeg op 3 augustus 2010 onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Tiel. Dit ontslag was het gevolg van het niet melden van de inschrijving van haar zwager op haar adres en het ontvangen van een bijstandsuitkering door hem, alsook de tegenstrijdigheden in haar verklaringen over deze situatie.

De rechtbank Arnhem had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij pas op 19 juni 2010 op de hoogte was van de inschrijving van haar zwager en dat zij niet de gelegenheid had gehad om melding te maken van deze situatie. De Raad oordeelde echter dat appellante op meerdere momenten tegenstrijdige verklaringen had afgelegd en dat zij ter zitting had toegegeven al eerder op de hoogte te zijn geweest van de situatie.

De Raad benadrukte dat aan appellante, gezien haar functie als inkomensconsulente met toegang tot vertrouwelijke informatie, hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid gesteld mogen worden. Het plichtsverzuim dat appellante had gepleegd, was in directe relatie tot haar functie en de Raad oordeelde dat het opgelegde strafontslag niet onevenredig was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

11/5029 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 14 juli 2011, 11/209 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Tiel (college)
Datum uitspraak: 14 mei 2012
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. W.J.M. Wetzels. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
M. Lohrengel en J.C. Belmer.
OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante was als inkomensconsulente werkzaam bij de afdeling Werk, Inkomen en Zorg van de gemeente Tiel. Het betrof een tijdelijke aanstelling bij wijze van proef voor de periode van 1 mei 2010 tot 1 mei 2011.
1.2. Bij besluit van 3 augustus 2010 heeft het college appellante met ingang van 15 augustus 2010 bij wijze van disciplinaire maatregel onvoorwaardelijk strafontslag verleend, vanwege de omstandigheid dat appellante niet heeft gemeld op de hoogte te zijn van de inschrijving van haar zwager op haar adres, het ontvangen van een bijstandsuitkering door haar zwager en de tegenstrijdigheden in haar verklaring.
1.3. Bij besluit van 7 december 2010 (bestreden besluit) heeft het college het hiertegen gerichte bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Appellante heeft aangevoerd dat de drie gespreksverslagen van met haar gevoerde gesprekken, behorend bij het besluit van 3 augustus 2010, niet met dat besluit aan appellant zijn toegezonden. Hierdoor had dit besluit niet gehandhaafd mogen worden. Daargelaten de vraag of hier sprake is van enig verzuim, zijn de gespreksverslagen alsnog op 16 september 2010 aan appellante toegezonden. Deze grond treft geen doel. Verder is niet van belang of appellante de verslagen al dan niet heeft ondertekend, nu het eenzijdig opgestelde samenvattingen van de gesprekken met appellant betreft. Die beroepsgrond slaagt ook niet.
3.2. Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat ze eerst op zaterdag 19 juni 2010 op de hoogte was van het feit dat haar zwager ingeschreven stond op haar adres en (waarschijnlijk) een bijstandsuitkering ontving. Aangezien zij op maandag 21 juni 2010 al direct door haar leidinggevende werd geconfronteerd met hetgeen zich op haar adres afspeelde, heeft zij geen gelegenheid gehad melding te maken van de situatie omtrent haar zwager. Uit de stukken blijkt dat appellante op meerdere momenten tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het moment waarop zij wetenschap kreeg van de situatie rondom haar zwager en haar adres. Bovendien heeft appellante ter zitting toegegeven dat ze al op de hoogte was van deze situatie voordat zij haar besluit tot aanstelling van 22 maart 2010 van het college had ontvangen. De beroepsgrond slaagt niet.
3.3. Tot slot heeft appellante aangevoerd dat de opgelegde maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag niet evenredig is met het gepleegde plichtsverzuim. De Raad overweegt dienaangaande dat aan appellante als inkomensconsulente, die toegang heeft tot zeer vertrouwelijke informatie, hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid mogen worden gesteld. Appellante heeft met het plichtsverzuim niet aan deze eisen voldaan. Hierbij is in aanmerking genomen dat het plichtsverzuim rechtstreeks verband houdt met de functie van appellante en dat appellante al langere tijd werkzaam was in soortgelijke functies bij verschillende gemeenten. De beroepsgrond slaagt niet.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2012.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) M.C. Nijholt.
HD