ECLI:NL:CRVB:2012:BW5681

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3236 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderbijslag en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft de herziening van de kinderbijslag en de terugvordering daarvan door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb had in 2009 besloten dat appellante met ingang van het vierde kwartaal van 2004 recht had op enkelvoudige kinderbijslag voor haar kinderen, maar had ook een terugvordering ingesteld van € 6.260,58 wegens ten onrechte uitbetaalde kinderbijslag over de periode van het eerste kwartaal van 2004 tot en met het eerste kwartaal van 2008. Daarnaast was er een boete van € 627,- opgelegd aan appellante omdat zij niet had doorgegeven dat de kinderen tot het huishouden van haar partner behoorden.

Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ook ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 10 februari 2012 heeft de Svb echter aangegeven niet langer te persisteren bij de juistheid van het bestreden besluit. De gemachtigde van appellante heeft zich hierbij aangesloten en verzocht om uitspraak te doen.

De Raad heeft vastgesteld dat de Svb de bestreden besluiten niet langer handhaaft, omdat de herziening van het recht op kinderbijslag geen grond vindt in de Algemene Kinderbijslagwet. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd, en de besluiten van 16 en 23 maart 2009 herroepen. Tevens is de Svb veroordeeld in de kosten van de bezwaarprocedure en tot vergoeding van de wettelijke rente over de ten onrechte ingevorderde kinderbijslag. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 1.403,-, inclusief het griffierecht van € 153,- dat aan appellante moet worden vergoed.

Uitspraak

11/3236 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 april 2011, 09/2420 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 27 april 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N.J. Brouwer hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2012. Appellante is, met bericht, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gelaten, waarna de Raad het onderzoek heeft gesloten.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 16 maart 2009 heeft de Svb bepaald dat appellante met ingang van het vierde kwartaal van 2004 recht heeft op enkelvoudige kinderbijslag voor haar kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2]. Bij besluit van 23 maart 2009 heeft de Svb € 6.260,58 van appellante teruggevorderd wegens over de periode van het eerste kwartaal van 2004 tot en met het eerste kwartaal van 2008 ten onrechte uitbetaalde kinderbijslag. Bij datzelfde besluit is appellante een boete opgelegd van € 627,-. Aan deze besluiten heeft de Svb ten gronde gelegd dat appellante niet aan de Svb heeft doorgegeven dat de kinderen vanaf het eerste kwartaal van 2004 behoorden tot het huishouden van haar partner.
2. Het bezwaar tegen de besluiten van 16 maart 2009 en 23 maart 2009 is bij besluit van 20 augustus 2009 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4.1. Na de schorsing van het onderzoek ter zitting van de Raad heeft de Svb bij brief van 23 februari 2012 aan de Raad bericht niet langer te persisteren bij de juistheid van het bestreden besluit. Aan de Raad wordt verzocht uitspraak te doen en te beslissen dat de herziening van het recht op kinderbijslag over de bestreden periode geen stand kan houden. Hiermee komt tevens de terugvordering en de boete te vervallen. Opgemerkt wordt verder dat de reeds ingevorderde kinderbijslag aan appellante zal worden terugbetaald en dat de Svb hierover wettelijke rente zal vergoeden. Voorts gaat de Svb akkoord met een veroordeling in de kosten van de procedure conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
4.2. Desgevraagd heeft de gemachtigde van appellante laten weten zich volledig te kunnen vinden in het schrijven van de Svb van 23 februari 2012. Verzocht wordt om uitspraak te doen en te besluiten dat de herziening van het recht op kinderbijslag over de bestreden periode niet langer stand kan houden. Tevens verzoekt de gemachtigde de Raad om de Svb te veroordelen in de proceskosten en om de Svb op te dragen de wettelijke rente te vergoeden.
4.3. De Raad stelt vast dat de Svb de bestreden besluiten niet langer handhaaft op de grond dat de herziening van het recht op kinderbijslag vanaf het eerste kwartaal van 2004 - kort gezegd - geen grond vindt in het bepaalde bij of krachtens de Algemene Kinderbijslagwet, waarmee tevens de grondslag aan de terugvordering en de boete is komen te vervallen.
4.4. De Raad zal het beroep gegrond verklaren, de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigen, en, zelf in de zaak voorziend, de besluiten van 16 en 23 maart 2009 herroepen en de Svb veroordelen in de kosten van de bezwaarprocedure ad € 644,-. De Raad zal de Svb verder veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de vanaf het eerste kwartaal van 2004 tot en met het eerste kwartaal van 2008 ten onrechte ingevorderde dan wel verrekende kinderbijslag.
4.5. De Raad zal op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de Svb veroordelen in de proceskosten. Deze bedragen € 322,- in beroep voor verleende rechtsbijstand, en € 437,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 759,-.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 20 augustus 2009;
- herroept de besluiten van 16 maart 2009 en 23 maart 2009;
- veroordeelt de Svb tot betaling van wettelijke rente conform het overwogene in 4.4;
- veroordeelt de Svb in de (proces)kosten van appellante in bezwaar en (hoger) beroep tot een bedrag van in totaal € 1.403-;
- bepaalt dat de Svb aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 153,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon als voorzitter en J. Brand en C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 april 2012.
(get.) H.J. Simon.
(get.) Z. Karekezi.
NW