ECLI:NL:CRVB:2012:BW5465

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-7547 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voorschot TAS-regeling na overlijden betrokkene

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een voorschot op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS-regeling) door de Centrale Raad van Beroep. De aanvraag werd ingediend na het overlijden van de betrokkene, die op 4 november 2006 overleed. De appellante, de weduwe van de betrokkene, verzocht de aanvraag te honoreren op basis van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS-regeling). De Raad oordeelde dat de aanvraag van 4 november 2006 niet kon worden aangemerkt als een aanvraag onder de TNS-regeling, omdat deze regeling ten tijde van de aanvraag nog niet bestond. De aanvraag van 7 juli 2008 werd terecht afgewezen, omdat de betrokkene voor de TNS-regeling niet in aanmerking kwam, gezien het tijdvak waarin hij was overleden. De Raad concludeerde dat de SVB niet van de wettelijk voorgeschreven termijn had kunnen afwijken, ondanks het feit dat de betrokkene kort voor het tijdvak was overleden. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellante ongegrond. Tevens werd de SVB veroordeeld in de proceskosten van de appellante, tot een bedrag van € 966,-.

Uitspraak

11/7547 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 3 mei 2011, nr. 08/4158 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)
Datum uitspraak: 10 mei 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is beroep ingesteld bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch tegen een besluit van de SVB van 24 oktober 2008, kenmerk TAS 2152. De rechtbank heeft zich bij de aangevallen uitspraak onbevoegd verklaard om het beroep te behandelen.
Bij schrijven van 1 december 2011 zijn het beroepschrift en de overige gedingstukken, waaronder een verweerschrift van de SVB, ter behandeling doorgezonden naar deze Raad.
Van de zijde van de SVB is bij brief van 8 maart 2012 gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2012. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Pommer, advocaat, en haar dochter,
[dochter]. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Op 4 november 2006 heeft wijlen [echtgenoot] echtgenoot van appellante (verder: betrokkene) bij de SVB een aanvraag getekend voor een voorschot op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS-regeling), waarna hij nog diezelfde dag is overleden. Deze aanvraag is op 4 november 2006 ter post bezorgd en op
7 november 2006 door de SVB ontvangen. Bij besluit van 19 december 2006 is hierop afwijzend beslist op de grond dat de aanvraag na het overlijden van betrokkene is ontvangen.
1.2. Bij brief van 7 juli 2008 heeft appellante verzocht de aanvraag te honoreren op grond van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS-regeling). Op die aanvraag is bij besluit van 13 augustus 2008 afwijzend beslist op de grond dat de blootstelling aan asbest bij betrokkene arbeidsgerelateerd is. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij het onder I genoemde besluit van 24 oktober 2008 ongegrond verklaard. Hierbij is overwogen dat het wel aannemelijk is dat de ziekte maligne mesothelioom niet is veroorzaakt door blootstelling aan asbest tijdens het verrichten van arbeid als werknemer. Appellante is echter niet in aanmerking gebracht voor een tegemoetkoming op grond van de TNS-regeling omdat niet wordt voldaan aan de in artikel 3 van die regeling gestelde voorwaarden.
2. De rechtbank heeft zich bij de aangevallen uitspraak onbevoegd verklaard om het door appellante tegen dit besluit ingestelde beroep te behandelen en het beroepschrift doorgestuurd naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dit op de grond dat een belanghebbende ingevolge artikel 20.1 van de Wet Milieubeheer tegen een besluit op grond van die wet beroep kan instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. De rechtbank heeft op zich terecht het standpunt ingenomen dat de TNS-regeling vanaf 13 juni 2008 is gebaseerd op artikel 15.50 van de Wet Milieubeheer en dat dit met zich mee zou brengen dat beroep moet worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Gezien echter de nauwe samenhang tussen de TAS-regeling en de TNS-regeling (beide regelingen zijn complementair) moet in beide categorieën zaken dezelfde rechtsbescherming worden geboden. De TAS-regeling is bestemd voor personen die tijdens het verrichten van arbeid als werknemer zijn blootgesteld aan asbest en ten gevolge daarvan de ziekte maligne mesothelioom hebben gekregen en de TNS-regeling is bestemd voor personen bij wie die ziekte niet is veroorzaakt door blootstelling aan asbest gedurende een arbeidsrelatie. Op grond van beide regelingen kan een tegemoetkoming worden verstrekt voor immateriële schade. Inmiddels is ook een voorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten in behandeling (32 450, nr. 11), waarbij in artikel 15.50 van de Wet Milieubeheer de rechtsgang voor besluiten op grond van de TNS-regeling wordt aangepast aan de rechtsgang voor besluiten op grond van de TAS-regeling.
3.2. Hetgeen onder 3.1 is overwogen betekent dat in zaken als deze de sectoren bestuursrecht van de rechtbanken in eerste aanleg bevoegd zijn en deze Raad in hoger beroep. De aangevallen uitspraak komt dus voor vernietiging in aanmerking. Overeenkomstig de wens van partijen zal de Raad met toepassing van artikel 27 van de Beroepswet de zaak nu zonder terugwijzing afdoen.
3.3. De op 4 november 2006 door betrokkene gedane aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de TAS-regeling kan niet worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 3, eerste lid, onder a, van de TNS-regeling, nu laatstgenoemde regeling ten tijde van die aanvraag nog niet bestond. Pas op 1 december 2007 is de TNS-regeling in werking getreden. Dat er op 10 november 2006 door het kabinet een besluit is genomen om een TNS-regeling tot stand te gaan brengen, kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.4. De door appellante gedane aanvraag van 7 juli 2008 is terecht niet gehonoreerd, nu betrokkene is overleden op 4 november 2006 en op grond van artikel 3, eerste lid, onder b van de TNS-regeling nabestaanden van een aan maligne mesothelioom overleden persoon slechts in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming als die persoon is overleden in het tijdvak gelegen tussen 10 november 2006 tot 1 juni 2008. In de omstandigheid dat betrokkene kort vóór dat tijdvak is overleden ziet de Raad geen aanleiding om te oordelen dat de SVB van die wettelijk voorgeschreven termijn had kunnen en moeten afwijken.
4. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellante ongegrond te worden verklaard.
5. Nu de aangevallen uitspraak wordt vernietigd, is er aanleiding om de SVB te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep, tot een bedrag van in totaal € 966,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de SVB in de kosten van appellante tot een bedrag van € 966,- , te betalen
aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat de SVB aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 257,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en J.G. Treffers en
B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2012.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M.C. Nijholt.
HD