ECLI:NL:CRVB:2012:BW4766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- E.C.R. Schut
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor cursuskosten door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, afkomstig uit Pakistan, die sinds 12 september 2010 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De appellant had op 10 december 2010 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van twee cursussen, namelijk het Praktijk Diploma Loonadministratie en het Praktijk Diploma Boekhouding, ter waarde van € 1.841,99. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 6 januari 2011 afgewezen, met de motivering dat de cursussen niet noodzakelijk waren voor de appellant. Dit besluit werd later door het college bevestigd in een bestreden besluit op 31 maart 2011, waarin het bezwaar van de appellant ongegrond werd verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 18 juli 2011 het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het volgen van de cursussen essentieel is voor zijn kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de cursussen noodzakelijk zijn. De Raad wijst erop dat de appellant zich op eigen initiatief voor de cursussen heeft aangemeld en dat het college hem niet heeft verplicht om deze cursussen te volgen. Bovendien is het van belang dat de appellant pas sinds september 2010 bijstand ontvangt en dat hij in de periode daarvoor ontheffing van de sollicitatieverplichting had.
De Raad concludeert dat het college de cursuskosten terecht niet noodzakelijk heeft geacht in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB. De beroepsgrond van de appellant dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die het college zouden moeten dwingen om van zijn beleid af te wijken, wordt eveneens verworpen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.