ECLI:NL:CRVB:2012:BW4078
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstandsuitkering door eigen toedoen van appellant
In deze zaak gaat het om de verlaging van de bijstandsuitkering van appellant, die zijn baan heeft verloren door eigen toedoen. Appellant ontving van 15 april 2009 tot en met 1 juni 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Hij trad op 1 juni 2009 in dienst als junior accountmanager, maar zijn arbeidsovereenkomst werd tijdens de proeftijd opgezegd op 13 juli 2009. Appellant meldde zich op 14 juli 2009 om bijstand aan te vragen, waarbij hij aangaf dat hij ontslag had gekregen omdat hij te laat op zijn werk was gekomen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam kende appellant bijstand toe, maar verlaagde deze bij besluit van 27 augustus 2009 met € 906,55, omdat appellant herhaaldelijk te laat op zijn werk was verschenen zonder geldige reden.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant betwistte enkele ontslaggronden, maar onderbouwde deze niet. Hij erkende dat hij ten minste twee keer te laat was en dat hij zijn target niet had gehaald. De rechtbank oordeelde dat appellant door eigen toedoen zijn baan had verloren, wat leidde tot een tekortschietend besef van de voorziening in het bestaan volgens artikel 18, tweede lid, van de WWB.
In hoger beroep handhaafde appellant zijn gronden en stelde vragen over de regulariteit van het ontslag. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door overmacht te laat was gekomen. De Raad concludeerde dat appellant had kunnen voorkomen dat hij te laat kwam door eerder van huis te vertrekken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.