ECLI:NL:CRVB:2012:BW3811

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3722 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang na nieuwe beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 10-3722 ZW. Appellant, vertegenwoordigd door mr. Y. Bouyazdouzen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Tijdens de procedure heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een nieuwe beslissing op bezwaar genomen op 28 februari 2012. Appellant heeft aangegeven zich met deze nieuwe beslissing te kunnen verenigen en heeft verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten.

De Raad heeft vastgesteld dat er tussen partijen geen inhoudelijk geschil meer bestaat, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit is gebaseerd op het ontbreken van procesbelang, aangezien appellant zich heeft neergelegd bij de nieuwe beslissing van het Uwv. De Raad heeft vervolgens het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal zijn begroot op € 2.622,--. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor verleende rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep.

De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, met A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 april 2012. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de nieuwe beslissing op bezwaar van het Uwv de basis vormde voor de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, en dat de kostenvergoeding op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht is toegewezen.

Uitspraak

10/3722 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 9 juni 2010, 10/1206 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant], te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 25 april 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. Y. Bouyazdouzen hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2012. Appellant is verschenen bijgestaan door mr. Y. Bouyazdouzen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Het Uwv heeft op 28 februari 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 14 maart 2012 is namens appellant verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
1. Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 28 februari 2012 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellant beslist. Appellant heeft de Raad bericht dat hij zich met de nieuwe beslissing op bezwaar van 28 februari 2012 kan verenigen en verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten.
2. Nu er tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
3. De Raad ziet aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 874,-- voor verleende rechtsbijstand in bezwaar, € 874,--,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 874,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 2.622,--.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.622,--;
Bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 152,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012.
(get.) B.M. van Dun.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.
IvR