ECLI:NL:CRVB:2012:BW3638

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/5454 WWB + 12/1147 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van bijstand en terugvordering door het college van burgemeester en wethouders van Almere

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 augustus 2009. De zaak betreft de herziening van bijstand en de terugvordering van kosten van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Almere. Appellant heeft in zijn zienswijze aangegeven dat het college met het nieuw genomen besluit van 9 januari 2012 op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de tussenuitspraak van de Raad van 22 november 2011. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het besluit van 6 augustus 2008 gegrond verklaard, omdat dit besluit niet volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. De Raad heeft het besluit van 6 augustus 2008 vernietigd voor zover het betrekking heeft op de herziening van de bijstand en de terugvordering van de kosten van bijstand. Het beroep tegen het nieuwe besluit van 9 januari 2012 is ongegrond verklaard. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.173,50, en is bepaald dat het college het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 110,-- aan appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier.

Uitspraak

09/5454 WWB
12/1147 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 augustus 2009, 08/1191 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 22 november 2011 een tussenuitspraak (LJN BW2545) gedaan. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college op 9 januari 2012 een nieuw besluit genomen.
Namens appellant heeft R.V. Tjon bij brief van 26 januari 2012 zijn zienswijze naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 21, eerste en zesde lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting. Tevens is besloten de zaak te verwijzen naar de enkelvoudige kamer.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
1. In aansluiting op de tussenuitspraak van 22 november 2011 overweegt de Raad het volgende.
2. Het college heeft bij zijn besluit van 9 januari 2012 de herziening van de bijstand herberekend, hetgeen heeft geleid tot een extra vermindering over de maand oktober 2007 van € 93,33 en de bruto terugvordering van de kosten van bijstand teruggebracht tot een bedrag van € 846,42. Verder heeft het college bepaald dat de in bezwaar gemaakte kosten van rechtsbijstand worden vergoed tot een bedrag van € 874,--.
3. Het besluit van 9 januari 2012 wordt, nu daarmee niet volledig is tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant, met toepassing van de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb bij het geding in hoger beroep betrokken.
4. Appellant heeft in zijn zienswijze meegedeeld dat het college met het besluit van 9 januari 2012 op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de tussenuitspraak.
5. Onder verwijzing naar wat in de tussenuitspraak is overwogen komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep tegen het besluit van 6 augustus 2008 gegrond verklaren en het besluit vernietigen voor zover dat betrekking heeft op de herziening van de bijstand en de terugvordering van de kosten van bijstand wegens strijd met de artikelen 7:1, eerste lid, en 7:12, eerste lid, van de Awb. Voorts zal de Raad het beroep tegen het besluit van 9 januari 2012 ongegrond verklaren.
6. Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.046,50 in beroep voor verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
-0,25 punt voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar;
-1 punt voor het indienen van de gronden van beroep tegen het besluit van 6 augustus 2008;
-1 punt voor het verschijnen ter zitting;
-2 maal 0,5 punt voor het reageren op de brieven van de rechtbank van 2 juni 2009 en 25 juni 2009 (totaal 3,25 punt, waarde per punt € 322,--).
De proceskosten worden op grond van het Besluit begroot op € 1.127,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
-1 punt voor het hoger beroepschrift;
-2 punten voor het verschijnen ter zittingen;
-0,5 voor het indienen van de zienswijze tegen het besluit van 9 januari 2012 (totaal 3,5 punt, waarde per punt € 322,--).
In totaal gaat het om een bedrag van € 2.173,50.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-vernietigt de aangevallen uitspraak;
-verklaart het beroep tegen het besluit van 6 augustus 2008 gegrond;
-vernietigt het besluit van 6 augustus 2008 voor zover dat betrekking heeft op de herziening van de bijstand en de terugvordering van de kosten van bijstand;
-verklaart het beroep tegen het besluit van 9 januari 2012 ongegrond;
-veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.173,50;
-bepaalt dat het college aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 110,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2012.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) M.C. Nijholt.
HD