ECLI:NL:CRVB:2012:BW3520

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4163 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening ontheffing van arbeids- en re-integratieverplichtingen in het kader van de WWB

In deze zaak gaat het om de verlening van een ontheffing van arbeids- en re-integratieverplichtingen aan appellant, die sinds 1996 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had in 2010 een ontheffing gekregen van deze verplichtingen vanwege toegenomen gezondheidsklachten, maar was van mening dat deze ontheffing voor onbepaalde tijd of voor een langere periode dan een jaar verleend moest worden. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had echter besloten om de ontheffing slechts voor een jaar te verlenen, wat appellant in hoger beroep aanvecht.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college bij heronderzoeken periodiek moet bezien of er aanleiding is om de verplichtingen opnieuw aan de bijstand te verbinden of om al verleende ontheffingen te wijzigen. De Raad stelt vast dat het college in dit geval in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de ontheffing voor een jaar te verlenen, gezien de tijdelijke verslechtering van de gezondheidssituatie van appellant. De Raad wijst erop dat het college niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen nader medisch advies in te winnen, aangezien de beschikbare medische informatie voldoende was om tot een beslissing te komen.

De uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaarde, wordt door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/4163 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2011, 11/1369 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 17 april 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Verkerk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2012. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A.C. van Helvoort. Appellant is - zoals tevoren bericht - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt vanaf 1996 bijstand, laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Achmea arbo heeft in augustus 2007 een medisch onderzoek verricht naar de belastbaarheid en beperkingen van appellant. In een rapport van
16 augustus 2007 is geconcludeerd dat appellant, rekening houdend met zijn medische beperkingen wegens longproblemen en trombose, in staat moet worden geacht om gedurende 20 tot 25 uur per week arbeid te verrichten. Op basis van dit advies heeft het college bij besluit van 15 januari 2008 appellant ontheffing verleend van de op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de WWB op hem rustende arbeids- en re-integratieverplichtingen, in die zin dat deze verplichtingen gelden voor werk gedurende niet meer dan 25 uur per week.
1.2. Naar aanleiding van een heronderzoek door de klantmanager op 11 oktober 2010 heeft het college bij besluit van 20 oktober 2010 aan appellant vanwege toegenomen gezondheidsklachten tot 10 oktober 2011 ontheffing verleend van de op hem rustende sollicitatie- en re-integratieverplichting. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat hij vindt dat hem voor onbepaalde tijd dan wel voor een periode van drie jaar ontheffing moet worden verleend. Het college heeft bij besluit van 1 februari 2011 (bestreden besluit) de bezwaren ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gekeerd tegen de korte duur van de ontheffing. Gezien de ernst van zijn medische situatie is niet te verwachten dat hij binnenkort zal kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Bovendien had het volgens appellant voor de hand gelegen dat een medisch adviseur was ingeschakeld alvorens over het verlenen van de ontheffing te besluiten.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak (CRvB 8 april 2008, LJN BC9331) wordt voorop gesteld dat het college bij heronderzoeken periodiek moet bezien of, en zo ja, in hoeverre, er aanleiding is om de in artikel 9, eerste lid, van de WWB vermelde verplichtingen opnieuw aan de bijstand te verbinden of om voor een bepaalde periode al verleende ontheffingen van de verplichtingen voort te zetten, in te trekken, of te wijzigen. Een besluit om deze verplichtingen voorgoed niet aan een belanghebbende op te leggen of om zonder tijdsbepaling ontheffing te verlenen van deze verplichtingen zou daarmee in strijd zijn. De rechtbank heeft terecht in vergelijkbare zin geoordeeld.
4.2. Daarvan uitgaande heeft het college in dit geval in redelijkheid kunnen besluiten om slechts voor een periode van een jaar de hier aan de orde zijnde ontheffing te verlenen. Daarbij is van belang dat het besluit om nu tijdelijk een ruimere ontheffing te verlenen dan was verleend bij het besluit van 15 januari 2008 was ingegeven door een naar inschatting van de klantmanager tijdelijke verslechtering van de gezondheidssituatie van appellant door een open beenwond. De door appellant in bezwaar aangeleverde informatie van zijn huisarts van 22 november 2010 spoort met de medische informatie van medio augustus 2007 van Achmea Arbo over de longproblemen en de trombose en voorts ook met de inschatting van de klantmanager over de open beenwond. De huisarts maakt melding van een open wond aan het been en zegt dat de genezingstendens langzaam is. Onder deze omstandigheden heeft het college, anders dan appellant heeft betoogd, niet onzorgvuldig gehandeld door geen nader medisch advies in te winnen.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van B. Bekkers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2012.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) B. Bekkers.
HD