ECLI:NL:CRVB:2012:BW3520
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlening ontheffing van arbeids- en re-integratieverplichtingen in het kader van de WWB
In deze zaak gaat het om de verlening van een ontheffing van arbeids- en re-integratieverplichtingen aan appellant, die sinds 1996 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had in 2010 een ontheffing gekregen van deze verplichtingen vanwege toegenomen gezondheidsklachten, maar was van mening dat deze ontheffing voor onbepaalde tijd of voor een langere periode dan een jaar verleend moest worden. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had echter besloten om de ontheffing slechts voor een jaar te verlenen, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college bij heronderzoeken periodiek moet bezien of er aanleiding is om de verplichtingen opnieuw aan de bijstand te verbinden of om al verleende ontheffingen te wijzigen. De Raad stelt vast dat het college in dit geval in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de ontheffing voor een jaar te verlenen, gezien de tijdelijke verslechtering van de gezondheidssituatie van appellant. De Raad wijst erop dat het college niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen nader medisch advies in te winnen, aangezien de beschikbare medische informatie voldoende was om tot een beslissing te komen.
De uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaarde, wordt door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.