ECLI:NL:CRVB:2012:BW3511
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van terugvordering bijstand door inschakeling deurwaarder
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding van een terugvordering van bijstandsuitkeringen. Appellant ontving aanvankelijk bijstand op basis van de Algemene bijstandswet en later op basis van de Wet werk en bijstand. In 2000 ontving hij een lening van f 5.185,50 voor een huurschuld, die hij moest terugbetalen via inhoudingen op zijn bijstandsuitkering. Na meerdere aanmaningen en het inschakelen van een deurwaarder in mei 2008, verzocht appellant in 2010 om kwijtschelding van het resterende bedrag, wat door het college werd afgewezen omdat de terugvordering was overgedragen aan de deurwaarder.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de deurwaarder pas was ingeschakeld toen hij weer bijstand ontving, en dat de kosten van de deurwaarder niet in verhouding stonden tot het teruggevorderde bedrag. De Raad oordeelde echter dat het standpunt van appellant onjuist was, aangezien de deurwaarder al in 2008 was ingeschakeld, terwijl appellant op dat moment geen bijstand ontving. Bovendien werd vastgesteld dat de kosten van de deurwaarder geen bijzondere omstandigheid vormden die kwijtschelding rechtvaardigde.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant zelf nalatig was geweest in het voldoen aan zijn betalingsverplichtingen. De gestelde schuldenproblematiek werd ook niet als een bijzondere omstandigheid gezien die aanleiding gaf tot kwijtschelding. De uitspraak werd gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van griffier B. Bekkers, en werd openbaar uitgesproken op 17 april 2012.