ECLI:NL:CRVB:2012:BW3266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toekenning van een periodieke uitkering als weduwe van de vervolgde op grond van de Wuv
In deze zaak heeft appellante, die een aanvraag heeft ingediend voor een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), haar beroep ingesteld tegen het besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De aanvraag werd afgewezen omdat appellante niet als weduwe van de vervolgde kon worden aangemerkt, aangezien zij op het moment van overlijden van betrokkene duurzaam van hem gescheiden leefde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 april 2012 uitspraak gedaan in deze zaak.
De feiten van de zaak zijn als volgt: appellante heeft in juli 2010 een aanvraag ingediend bij verweerder, die op 28 september 2010 afwijzend is beslist. Verweerder heeft overwogen dat appellante voor de toepassing van de Wuv niet kan worden aangemerkt als weduwe, omdat zij en betrokkene op het moment van overlijden duurzaam gescheiden leefden. Appellante heeft in beroep aangevoerd dat het huwelijk nooit is ontbonden en dat de beëindiging van de echtelijke samenleving buiten de wil van betrokkene is geweest.
De Raad heeft overwogen dat, volgens de Wuv, iemand die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is, als ongehuwd wordt aangemerkt. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene, na tijdelijk in een verpleeghuis te zijn geplaatst, bij zijn dochter is gaan wonen en zich als alleenstaand heeft gepresenteerd. Dit wijst erop dat betrokkene het gescheiden leven als duurzaam heeft bedoeld.
De Raad concludeert dat appellante niet kan worden aangemerkt als weduwe in de zin van de Wuv en dat haar geen uitkering kan worden toegekend. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.