ECLI:NL:CRVB:2012:BW2963
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van derdenbeslag op bijstandsuitkering en medewerking van het college
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. Appellant ontving sinds 1 april 2005 algemene bijstand, maar had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de inhouding op zijn bijstandsuitkering vanwege derdenbeslag. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had bij besluit van 17 maart 2011 het bezwaar van appellant gegrond verklaard, maar de rechtbank had dit besluit ongegrond verklaard. Appellant was van mening dat hij ten onrechte de gevolgen van fouten van diverse instanties moest dragen en vroeg om kwijtschelding van de vordering van Sociale Zaken.
De Raad oordeelde dat het college volledige medewerking moest verlenen aan het gelegde derdenbeslag, zonder de omvang en juistheid van dat beslag te beoordelen. De Raad verwees naar eerdere uitspraken om te onderbouwen dat het college binnen de grenzen van het beslag was gebleven. Appellant werd geadviseerd om zich tot de deurwaarder te wenden voor een nadere berekening van de beslagvrije voet. De Raad kon geen oordeel geven over het verzoek van appellant om kwijtschelding, omdat daarover geen besluit voorlag. Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank, wat betekent dat de uitbetaling van de bijstand aan appellant volgens de uitkeringsspecificatie stand kon houden.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van het college in het kader van derdenbeslag en de rechten van de appellant in het proces. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.