[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 augustus 2011, 11/764 (aangevallen uitspraak),
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)
Datum uitspraak: 17 april 2012
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2012. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A.A. van der Burg.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontvangt bijstand op grond van de Wet werk en bijstand.
1.2. Bij besluit van 10 mei 2010 heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 1 juni 2010 voor de duur van een maand verlaagd met 10% op de grond dat appellante niet is verschenen voor een gesprek met de consulent re-integratie van de gemeente Zwolle.
1.3. Bij besluit van 18 juni 2010 heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 1 juli 2010 voor de duur van een maand verlaagd met 20% op de grond dat appellante niet is verschenen voor een gesprek met de consulent werk van de gemeente Zwolle.
1.4. Bij besluit van 9 maart 2011 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 10 mei 2010 en 18 juni 2010 (primaire besluiten) gegrond verklaard, de primaire besluiten herroepen en meegedeeld dat de ingehouden bijstand wordt nabetaald.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Daarbij heeft de rechtbank tevens geoordeeld dat er geen plaats is voor schadevergoeding.
3. Appellante heeft in hoger beroep, samengevat, het volgende aangevoerd. Zij had wel een procesbelang, nu zij recht heeft op schadevergoeding. Zij is op 14 september 2007 tijdens haar re-integratiewerkzaamheden bij Wezoflex vergiftigd door koekjes met rattengif. Zij ondervindt daarvan nog steeds gezondheidsschade en de gemeente is daarvoor aansprakelijk.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Vaststaat dat het college met het bestreden besluit de verlagingen van de bijstand ongedaan heeft gemaakt en tot nabetaling van de ingehouden bijstand is overgegaan. Daarmee was het belang van appellante bij een beoordeling van het bestreden besluit in beroep in beginsel komen te vervallen. Dit zou anders kunnen zijn indien appellante schade heeft geleden door de primaire besluiten of het bestreden besluit, maar die situatie doet zich niet voor. De schade die appellante stelt te hebben geleden, is immers niet het gevolg van die besluiten, maar van de gestelde vergiftiging in 2007. De rechtbank heeft het hoger beroep dan ook terecht wegens het ontbreken van procesbelang
niet-ontvankelijk verklaard.
4.2. De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2012.