ECLI:NL:CRVB:2012:BW2846

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3439 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen terugvordering van bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een bezwaar van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hilversum. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 13 september 2010, waarbij het college € 4.610,04 aan gemaakte kosten van bijstand terugvorderde. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat appellant de bezwaartermijn had overschreden en deze overschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.

Appellant voerde aan dat hij om medische redenen niet in staat was om zijn belangen adequaat te behartigen gedurende de bezwaartermijn. Hij verwees naar een psychologisch rapport dat zijn toestand beschreef. De Raad beoordeelde of er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeerde dat, hoewel appellant een persoonlijkheidsstoornis had, niet was aangetoond dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen of hulp te vragen. Appellant had bovendien verklaard niet te hebben gerealiseerd dat tijdig bezwaar maken belangrijk was, wat voor zijn rekening kwam.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Tason Avila, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/3439 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2011, 11/460 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Hilversum (college)
Datum uitspraak: 17 april 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft M. Bajja, broer van appellant, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2012. Appellant is verschenen. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 13 september 2010 heeft het college € 4.610,04 aan gemaakte kosten van bijstand van appellant teruggevorderd.
1.2. Bij besluit van 27 december 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 13 september 2010 niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit berust op de grond dat appellant de bezwaartermijn heeft overschreden en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Onder verwijzing naar een rapport van een in februari en maart 2010 door J.G. Berghuis en A.T.F. Cuijpers verricht psychologisch onderzoek, heeft appellant aangevoerd dat hij gedurende de bezwaartermijn om medische redenen buiten staat is geweest om zijn belangen adequaat te kunnen behartigen. Dientengevolge heeft hij te laat om hulp gevraagd en zijn probleem kenbaar gemaakt aan derden, als gevolg waarvan appellant het bezwaarschrift niet binnen de bezwaartermijn heeft kunnen indienen of laten indienen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of sprake is van een verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.2. Uit het onder 3 bedoelde rapport van een psychologisch onderzoek blijkt weliswaar van een persoonlijkheidsstoornis bij appellant en een risico op schizofrene ontwikkeling, maar niet dat de toestand van appellant zodanig ernstig was dat appellant gedurende de gehele bezwaartermijn buiten staat moet worden geacht om een bezwaarschrift in te dienen dan wel een derde in te schakelen om zijn belangen te behartigen. Ook uit de overige gegevens kan dit niet worden afgeleid. Hierbij komt dat appellant ter zitting van de Raad heeft verklaard dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat het tijdig maken van bezwaar zo belangrijk was. Dat appellant niet op de hoogte was van de gevolgen van het niet tijdig maken van bezwaar, dient voor zijn rekening te blijven. Appellant heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
4.3. Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2012.
(get.) E.J.M. Heijs.
(get.) J.M. Tason Avila.
HD