ECLI:NL:CRVB:2012:BW2846
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen terugvordering van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een bezwaar van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hilversum. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 13 september 2010, waarbij het college € 4.610,04 aan gemaakte kosten van bijstand terugvorderde. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat appellant de bezwaartermijn had overschreden en deze overschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
Appellant voerde aan dat hij om medische redenen niet in staat was om zijn belangen adequaat te behartigen gedurende de bezwaartermijn. Hij verwees naar een psychologisch rapport dat zijn toestand beschreef. De Raad beoordeelde of er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeerde dat, hoewel appellant een persoonlijkheidsstoornis had, niet was aangetoond dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen of hulp te vragen. Appellant had bovendien verklaard niet te hebben gerealiseerd dat tijdig bezwaar maken belangrijk was, wat voor zijn rekening kwam.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Tason Avila, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.