ECLI:NL:CRVB:2012:BW2826

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2365 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag bijstandsuitkering en de gevolgen van incomplete documentatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant voor bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant, die als zelfstandige werkzaam was, had zijn bedrijf failliet laten verklaren en diende op 18 januari 2010 een aanvraag in voor bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam verzocht appellant om voor 28 januari 2010 een aantal documenten in te dienen, met de waarschuwing dat de aanvraag buiten behandeling zou worden gesteld indien de stukken niet tijdig werden ingediend.

Appellant heeft op 22 januari 2010 wel een aantal stukken overgelegd, maar deze waren niet compleet. Het college heeft vervolgens op 15 februari 2010 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat appellant niet alle gevraagde documenten had ingediend, waaronder belangrijke financiële gegevens. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd door het college ongegrond verklaard op 12 augustus 2010.

De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het oordeel van de rechtbank juist was. Appellant had de mogelijkheid om uitstel te vragen voor het indienen van de documenten, maar had dit nagelaten. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat er geen reden was om te twijfelen aan de redelijkheid van deze beslissing.

De uitspraak bevestigt dat het niet tijdig en volledig indienen van de benodigde documenten kan leiden tot het buiten behandeling stellen van een aanvraag voor bijstandsuitkering. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/2365 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2011, 10/3439 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 17 april 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 6 maart 2012, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is als zelfstandige werkzaam geweest. Zijn bedrijf is op 13 oktober 2009 failliet verklaard. Op 18 januari 2010 heeft appellant een aanvraag ingediend om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.
1.2. Bij brief van 18 januari 2010 heeft het college appellant verzocht een aantal in die brief vermelde stukken in te dienen voor 28 januari 2010. Daarbij is appellant gewezen op de mogelijkheid tijdig uitstel te vragen. Ook is appellant erop gewezen dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld als de stukken niet tijdig worden ingediend.
1.3. Bij besluit van 15 februari 2010 heeft het college met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht besloten die aanvraag niet in behandeling te nemen.
1.4. Bij besluit van 12 augustus 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 15 februari 2010 ongegrond verklaard. Dit besluit berust op het standpunt van het college dat appellant binnen de hem gegeven hersteltermijn niet alle gevraagde stukken heeft overgelegd, met name niet alle relevante financiële gegevens, waaronder ook bankafschriften. Nu die gegevens van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand is de aanvraag volgens het college terecht buiten behandeling gesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd op dezelfde gronden als reeds in bezwaar en beroep zijn aangevoerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het oordeel van de rechtbank in de aangevallen uitspraak wordt geheel onderschreven. Appellant heeft op 22 januari 2010 wel een groot aantal stukken overgelegd, maar deze waren niet compleet. De stelling van appellant dat een groot aantal van de gevraagde stukken zich nog bij de curator bevond, treft geen doel. Appellant had het college hierop kunnen wijzen en om verlenging van de hersteltermijn kunnen verzoeken, maar heeft dit nagelaten. Het college heeft appellant in zijn brief van 18 januari 2010 op de consequenties gewezen. Het college was dan ook bevoegd de aanvraag van appellant buiten behandeling te stellen. Er is geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
4.2. Het onder 4.1 overwogene leidt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2012.
(get.) E.J.M. Heijs.
(get.) J.M. Tason Avila.
HD