ECLI:NL:CRVB:2012:BW2729

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2842 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor de kosten van een wasmachine, gasfornuis en stofzuiger. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, waarna de rechtbank Amsterdam het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaarde. De appellant, die alleenstaand is en een uitkering ontvangt op basis van de Ziektewet, stelde dat hij onvoldoende reserveringsruimte had door zijn lage inkomen, wat volgens hem een bijzondere omstandigheid zou zijn die bijstandsverlening rechtvaardigt. De rechtbank oordeelde echter dat het ontbreken van reserveringsruimte en het hebben van schulden niet als bijzondere omstandigheden konden worden aangemerkt.

In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak niet te summier gemotiveerd was en dat het inkomen van de appellant ten tijde van belang ruimschoots hoger was dan de voor een alleenstaande geldende bijstandsnorm. De suggestie van de rechtbank om een lening aan te vragen bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam werd door de Raad ook niet als een bijzondere omstandigheid beschouwd. Uiteindelijk leidde dit alles tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak bevestigd werd.

Uitspraak

11/2842 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2011, 11/237 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 17 april 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2012. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.S. Kisoentewari.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is alleenstaande en ontving ten tijde van belang een uitkering ingevolge de Ziektewet tot een bedrag van € 1.241,07 per maand (exclusief vakantietoeslag). Op 12 oktober 2010 heeft appellant bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor de kosten van een wasmachine, gasfornuis en stofzuiger.
1.2. Bij besluit van 1 november 2010 heeft het college die aanvraag afgewezen.
1.3. Bij besluit van 22 december 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 1 november 2010 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 27 januari 2009, LJN BH2282, overwogen dat het door appellant gestelde ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte in verband met een laag inkomen, niet is aan te merken als een bijzondere omstandigheid die bijstandsverlening rechtvaardigt. Dat appellant schulden heeft, vormt naar het oordeel van de rechtbank evenmin een zodanige bijzondere omstandigheid. De rechtbank heeft appellant ten slotte nog gewezen op de mogelijkheid een verzoek om een lening in te dienen bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Anders dan appellant stelt, is de onder 2 weergegeven aangevallen uitspraak niet te summier gemotiveerd. De mondelinge uitspraak, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt, bestaat, overeenkomstig het vereiste van artikel 8:67, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uit de beslissing en de gronden van de beslissing. De rechtbank heeft de door appellant aangevoerde beroepsgrond dat sprake is van een bijzondere omstandigheid die bijstandsverlening rechtvaardigt gemotiveerd verworpen.
4.2. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat in zijn situatie sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35 van de WWB. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en voegt daaraan nog toe dat zijn inkomen ten tijde van belang ruimschoots hoger was dan de voor een alleenstaande geldende bijstandsnorm.
4.3. Dat appellant zich niet kan verenigen met de suggestie van de rechtbank om een verzoek voor een lening in te dienen bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam, kan, wat hier verder ook van zij, niet afdoen aan het oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die verlening van bijzondere bijstand rechtvaardigen.
4.4. Het onder 4.1 tot en met 4.3 overwogene leidt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2012.
(get.) E.J.M. Heijs.
(get.) J.M. Tason Avila.
HD