ECLI:NL:CRVB:2012:BW2238

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-452 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en re-integratievisie in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 4 januari 1995 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De mate van arbeidsongeschiktheid werd in 2008 herzien door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 80-100% naar 35-45%. Na bezwaar van appellant werd de herziening in maart 2009 teruggedraaid naar 80-100%, maar later opnieuw herzien naar 35-45% per 17 april 2009. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald en verzocht om een deskundige in te schakelen voor een rapportage over zijn gezondheidssituatie.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv de gezondheidstoestand van appellant correct had ingeschat. De rechtbank had vastgesteld dat er geen nieuwe medische informatie beschikbaar was en dat het medisch onderzoek door het Uwv met de vereiste zorgvuldigheid was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat appellant in staat was de hem voorgehouden functies te vervullen en dat de re-integratievisie van het Uwv niet onjuist was. De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het hoger beroep van appellant niet leidt tot een andere uitkomst dan die van de rechtbank, en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

10/452 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 16 december 2009, 09/529 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 11 april 2012.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C. Cornelisse, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2012. Namens appellant is mr. Cornelisse verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.A. Blind.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is met ingang van 4 januari 1995 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 9 juli 2008 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 17 februari 2009 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Naar aanleiding van een daartegen gericht bezwaarschrift heeft het Uwv zijn standpunt in zoverre herzien dat bij besluit van 4 maart 2009 (bestreden besluit) de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 17 februari 2009 ongewijzigd op 80 tot 100% werd gesteld, maar dat die mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 17 april 2009 werd herzien naar 35 tot 45%.
1.2. Bij een tweede besluit van 9 juli 2008 heeft het Uwv een re-integratievisie ten aanzien van appellant vastgesteld. Appellant heeft ook tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het Uwv de gezondheidstoestand van appellant en de daaruit voortvloeiende beperkingen ten aanzien van zijn arbeidsvermogen op de datum in geding niet onjuist heeft ingeschat. Volgens de rechtbank was niet gebleken dat het door Uwv verrichte medisch onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid is uitgevoerd. De rechtbank heeft daarbij de medische problemen van appellant besproken. De rechtbank achtte voorts voldoende gemotiveerd dat appellant de hem in verband met zijn arbeidsmogelijkheden voorgehouden functies kon vervullen. Anders dan appellant was de rechtbank van oordeel dat de totstandkoming van het bestreden besluit voldoende zorgvuldig is geweest, onder meer omdat rekening was gehouden met het verblijf van appellant in het buitenland en omdat hij ruim van te voren was geïnformeerd over de schatting.
Ten aanzien van de re-integratievisie was de rechtbank van oordeel dat de inhoud daarvan niet onjuist was.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald. Daarbij heeft appellant er op gewezen dat sprake is van cardiale problematiek en dat hij in behandeling is bij een psychiater. Appellant heeft de Raad verzocht een deskundige in te schakelen die nader kan rapporteren over zijn gezondheidssituatie en de bij hem bestaande beperkingen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Zoals ter zitting is toegelicht door de gemachtigde, is er geen nieuwe medische informatie beschikbaar. Om die reden is er geen aanleiding om een deskundige te benoemen die appellant nader zal onderzoeken. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft gesteld komt neer op een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd. Het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit is juist. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank alle gronden volledig besproken. Volstaan wordt daarom met te verwijzen naar die uitspraak.
Ten aanzien van de re-integratievisie zijn in hoger beroep geen afzonderlijke gronden aangevoerd. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
4.2. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
recht doende,
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2012.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) K.E. Haan.
GdJ