ECLI:NL:CRVB:2012:BW2238
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en re-integratievisie in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 4 januari 1995 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De mate van arbeidsongeschiktheid werd in 2008 herzien door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 80-100% naar 35-45%. Na bezwaar van appellant werd de herziening in maart 2009 teruggedraaid naar 80-100%, maar later opnieuw herzien naar 35-45% per 17 april 2009. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald en verzocht om een deskundige in te schakelen voor een rapportage over zijn gezondheidssituatie.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv de gezondheidstoestand van appellant correct had ingeschat. De rechtbank had vastgesteld dat er geen nieuwe medische informatie beschikbaar was en dat het medisch onderzoek door het Uwv met de vereiste zorgvuldigheid was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat appellant in staat was de hem voorgehouden functies te vervullen en dat de re-integratievisie van het Uwv niet onjuist was. De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het hoger beroep van appellant niet leidt tot een andere uitkomst dan die van de rechtbank, en bevestigt de aangevallen uitspraak.