ECLI:NL:CRVB:2012:BW2229
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die geen recht op een WIA-uitkering kon verkrijgen. De appellant had eerder, op 5 februari 2007, te horen gekregen dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dit besluit was in rechte onaantastbaar geworden. In 2010 meldde de appellant een verslechtering van zijn gezondheid, maar het Uwv concludeerde dat hij ook per 1 september 2008 geen recht op een uitkering had, ondanks toegenomen rugbeperkingen. De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat er voldoende medische onderbouwing was voor een urenbeperking en dat de voorgehouden functies niet geschikt waren. Hij verwees naar rapporten van verschillende medische professionals, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de ingediende stukken niet voldoende waren om de eerdere besluiten te weerleggen.
De Raad oordeelde dat de door de appellant ingediende informatie, waaronder afsprakenkaartjes en verslagen van behandelingen, niet voldoende onderbouwden dat hij dermate beperkt was dat hij niet in staat was om te werken. De functies die aan de appellant waren voorgehouden, werden als geschikt beoordeeld. Uiteindelijk werd het hoger beroep van de appellant afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.