ECLI:NL:CRVB:2012:BW2226

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6328 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de loonaanvullingsuitkering van de WGA-uitkering en de medische beoordeling door het Uwv

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn loonaanvullingsuitkering van de WGA-uitkering, vastgesteld op 45 tot 55% arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts als zorgvuldig en juist beoordeeld. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant op een zorgvuldige manier in kaart hadden gebracht, met inbegrip van de bevindingen van de revalidatiearts kolonel-arts A. van der Meer. De Raad oordeelt dat de brief van de behandelende neuroloog dr. J.A. Carpay geen nieuwe medisch objectiveerbare informatie bevatte die aanleiding zou geven tot het vaststellen van verdergaande beperkingen of een urenbeperking. De Raad bevestigt de geschiktheid van de voorgehouden functies, zoals gereedschapsmaker, inpakker en wikkelaar, en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/6328 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 september 2011, 11/1314
(aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 13 april 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.M. van Breet hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Breet. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.J.G. Lindeman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 11 juni 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 1 april 2010 in aanmerking komt voor een loonaanvullingsuitkering van de WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Bij beslissing op bezwaar van 14 maart 2011 heeft het Uwv het door appellant gemaakte bezwaar tegen het besluit van 11 juni 2010 ongegrond verklaard.
1.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep tegen het besluit van 14 maart 2011 ongegrond verklaard. Zij heeft hiertoe overwogen dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant op zorgvuldige wijze in kaart hebben gebracht op basis van de voorhanden zijnde medische gegevens, waaronder de bevindingen van de revalidatiearts kolonel-arts A. van der Meer naar aanleiding van de gemaakte MRI-scans. De rechtbank is met de bezwaarverzekeringsarts eens dat de brief van de behandelende neuroloog dr. J.A. Carpay van 31 mei 2011 geen medisch objectiveerbare informatie bevat. Voorts acht zij het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat een urenbeperking niet aan de orde is inzichtelijk gemotiveerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 december 2009. Ten slotte heeft de rechtbank geoordeeld dat afdoende is toegelicht dat de voorgehouden functies geschikt zijn te achten voor appellant.
2. Appellant heeft in hoger beroep de in eerste aanleg aangevoerde gronden herhaald waarbij hij met name te kennen heeft gegeven dat ten onrechte geen urenbeperking is vastgesteld. Nu zijn medische situatie sinds het onderzoek door de verzekeringsarts in december 2009 ernstig is verslechterd had de bezwaarverzekeringsarts destijds nader lichamelijk onderzoek moeten verrichten en nadere informatie moeten inwinnen bij de behandelende neuroloog Carpay. De in eerste aanleg ingediende brief van Carpay van
31 mei 2011 had in elk geval aanleiding moeten zijn voor de bezwaarverzekeringsarts om nadere informatie te vragen. Ter onderbouwing is ingediend een brief van Carpay van
8 oktober 2011. Appellant heeft ten slotte de Raad verzocht om een onafhankelijke deskundige neuroloog te benoemen.
3.1. De Raad is met de rechtbank en op dezelfde gronden van oordeel dat er geen aanleiding is tot twijfel aan de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts ten aanzien van de datum in geding, 1 april 2010, zoals neergelegd in de FML van
14 december 2009. De Raad verwijst dan ook naar de overwegingen van de rechtbank terzake en maakt deze tot de zijne. De in hoger beroep ingediende brief van neuroloog Carpay, gedateerd 8 oktober 2011, leidt niet tot een ander oordeel. Hierbij merkt de Raad op dat hij het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts, zoals neergelegd in de aanvullende rapportage van 21 november 2011, onderschrijft dat de brieven van Carpay van 31 mei 2011 en van 8 oktober 2011 geen nieuwe medische feiten en/of diagnoses bevatten die aanleiding geven om de FML bij te stellen. De (bezwaar)verzekeringsarts heeft rekening gehouden met de afwijkingen aan de achillespees, nek en lage rug door beperkingen aan te nemen voor zware nek-, arm-, rug- en vooral beenbelasting en daarnaast een beperking gesteld voor afleidende factoren in verband met concentratieklachten. Naar het oordeel van de Raad heeft de bezwaarverzekeringsarts afdoende inzichtelijk gemaakt dat, uitgaande van de bovengenoemde afwijkingen, er geen aanleiding is tot het vaststellen van verdergaande beperkingen dan wel een urenbeperking. Met de rechtbank wijst de Raad erop dat het tot de specifieke deskundigheid van de (bezwaar)verzekeringsarts behoort om op basis van de medisch objectiveerbare klachten de functionele mogelijkheden van appellant tot het verrichten van arbeid vast te stellen. Indien en voorzover uit de zich in het dossier bevindende brieven van de neuroloog Carpay en de revalidatiearts Van der Meer een andere inschatting van de functionele mogelijkheden van appellant op 1 april 2010 valt op te maken, kent de Raad daaraan niet die waarde toe die appellant eraan toe wenst te kennen. De Raad ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding tot benoeming van een onafhankelijke deskundige.
3.2. Ten aanzien van de voorgehouden functies van gereedschapsmaker (SBC-code 264050), inpakker (SBC-code 111190) en wikkelaar (SBC-code 267050) is de Raad met de rechtbank en onder dezelfde overwegingen van oordeel dat door de (bezwaar)arbeidsdeskundige afdoende is toegelicht dat deze functies geschikt zijn te achten voor appellant.
3.3. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet.
3.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
recht doende:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2012.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) N.S.A. El Hana.
GdJ