ECLI:NL:CRVB:2012:BW1969

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4701 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WW-uitkering en de hoogte van het dagloon in relatie tot gefixeerde schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de hoogte van haar WW-uitkering en het bijbehorende dagloon ter discussie staan. Appellante had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen, waarbij het dagloon was vastgesteld op € 59,76. Na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 100,48. De rechtbank oordeelde dat het dagloon verder moest worden vastgesteld op € 109,11, wat leidde tot het hoger beroep van appellante.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 6 april 2012 behandeld. Appellante stelde dat de gefixeerde schadevergoeding, die haar door de kantonrechter was toegekend, bij de berekening van het dagloon moest worden betrokken. De Raad overwoog dat de gefixeerde schadevergoeding niet kan worden beschouwd als loon in de zin van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (BDW). Dit omdat de schadevergoeding niet kan worden toegerekend aan een bepaalde periode van de dienstbetrekking, aangezien de dienstbetrekking door onregelmatige opzegging was beëindigd.

De Raad concludeerde dat de gefixeerde schadevergoeding, die was vastgesteld op het bedrag dat appellante zou hebben verdiend bij een reguliere beëindiging van de dienstbetrekking, niet meetelt bij de berekening van het dagloon. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten, en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde datum.

Uitspraak

10/4701 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], (appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 14 juli 2010, 10/998 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 6 april 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.J. de Rooij hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2012. Voor appellante is verschenen mr. De Rooij. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluis.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 29 september 2009 heeft het Uwv aan appellante een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Het dagloon van deze uitkering is daarbij vastgesteld op € 59,76.
1.2. Bij besluit van 4 januari 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het tegen het besluit van 29 september 2009 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het dagloon vastgesteld op € 100,48.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit gedeeltelijk vernietigd en bepaald dat haar uitspraak, waarin is overwogen dat het dagloon dient te worden vastgesteld op € 109,11, voor het vernietigde deel van het besluit in de plaats treedt.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat het dagloon nog steeds niet juist is vastgesteld, waarbij zij ter zitting van de Raad heeft vermeld, dat slechts in geschil is of de door de kantonrechter bij vonnis van 14 mei 2009 toegewezen gefixeerde schadevergoeding bij de berekening van het dagloon moet worden betrokken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De aan appellante op grond van artikel 7:680 van het Burgerlijk Wetboek toegekende gefixeerde schadevergoeding is niet toe te rekenen aan een bepaalde periode binnen de dienstbetrekking en evenmin aan daarbinnen verrichte arbeid. Door de (onregelmatige) opzegging is de dienstbetrekking van appellante immers geëindigd en zij heeft ook geen arbeid meer verricht. Dat de hoogte van de vergoeding is gefixeerd op het bedrag aan loon dat zou zijn verdiend indien de dienstbetrekking op regelmatige wijze zou zijn beëindigd, maakt niet dat de vergoeding aan een periode binnen de dienstbetrekking moet worden toegerekend. Dat komt ook naar voren uit het gegeven dat appellantes werkgever door de kantonrechter niet alleen is veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding, maar ook tot betaling van het overeengekomen loon tot aan de datum van de opzegging. De betaling van de gefixeerde schadevergoeding moet derhalve worden beschouwd als een aan de werkgever opgelegde verplichting welke nakoming ingevolge artikel 16, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet financiering sociale verzekeringen niet onder het begrip door de werknemer genoten loon valt zoals dat in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (BDW) is gedefinieerd.
4.2. Nu de gefixeerde schadevergoeding niet te beschouwen is als loon in de zin van het BDW kan zij niet bij de berekening van het dagloon worden betrokken en is toepassing van het vierde lid van artikel 2 van het BDW al evenmin aan de orde.
4.3. Hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.2 leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, voor zover deze is aangevochten.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en T.L. de Vries en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2012.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) N.S.A. El Hana.
IvR