ECLI:NL:CRVB:2012:BW1738
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- M.C. Bruning
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van disciplinaire straffen en plichtsverzuim van een ambtenaar in het hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die in beroep is gegaan tegen disciplinaire straffen opgelegd door de Minister van Defensie. De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 april 2012 uitspraak gedaan. De appellant, werkzaam als webmanager, had zich ziek gemeld in juli 2008, maar werd door de bedrijfsarts vanaf 20 augustus 2008 niet langer arbeidsongeschikt geacht. De minister legde hem een disciplinaire straf op van inhouding van een kwart van zijn bruto maandsalaris, omdat hij niet op een afspraak was verschenen en niet had gereageerd op telefoontjes. Later, na een nieuwe ziekmelding, werd appellant met onmiddellijke ingang ontslagen wegens niet-beschikbaarheid voor werk en het niet meewerken aan een veiligheidsonderzoek.
De Raad heeft vastgesteld dat de minister terecht de disciplinaire straffen heeft opgelegd. De appellant had niet aangetoond dat hij niet in staat was om overleg te voeren met zijn werkgever, ondanks zijn ziekmelding. De Raad oordeelde dat de opgelegde straffen niet onevenredig waren aan de ernst van het plichtsverzuim. Ook werd geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, niet was overschreden. Het verzoek van de appellant om schadevergoeding wegens termijnoverschrijding werd afgewezen, omdat de overschrijding van de beslistermijn niet gelijkgesteld kan worden aan de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam, die de beroepen van de appellant tegen de disciplinaire straffen ongegrond had verklaard. De Raad heeft geen termen gezien om proceskosten te vergoeden, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 april 2012.