ECLI:NL:CRVB:2012:BW0653
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van terugvordering door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De zaak betreft appellanten die in beroep waren gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De rechtbank Breda had eerder op 7 december 2009 een uitspraak gedaan die door de appellanten werd aangevochten. De Raad heeft in een tussenuitspraak op 13 december 2011, LJN BU8152, overwogen dat het bestreden besluit ten aanzien van de terugvordering vernietigd moest worden, omdat niet kon worden vastgesteld of het bedrag aan terugvordering correct was berekend. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking kwam.
In de uitspraak van 27 maart 2012 heeft de Raad het beroep van de appellanten gegrond verklaard en het besluit van 7 augustus 2008 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de appellanten geen verdere schadevergoeding ontvingen, omdat zij in hun zienswijze hadden aangegeven geen opmerkingen te hebben over de beslissingen op bezwaar die waren genomen ter uitvoering van de tussenuitspraak. De Raad heeft het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellanten, die in totaal € 1.299,50 bedroegen, en heeft bepaald dat het college het griffierecht van € 149,-- aan de appellanten moest vergoeden. De uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van griffier R.L.G. Boot, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.