ECLI:NL:CRVB:2012:BW0584
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- J. Brand
- C.C.W. Lange
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WAO-uitkering wegens onvoldoende bewijs van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) had aangevraagd. De aanvraag was eerder door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de appellant gedurende een verzekerde periode van 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest. De appellant, die in Marokko woonde, had in hoger beroep zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Raad oordeelde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard, bevestigd moest worden.
De Raad overwoog dat de appellant in de periode van 28 juni 1988 tot 31 augustus 1995 in Nederland had gewerkt, maar dat er geen bewijs was dat hij in de jaren 1995 en 1996 onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt was geweest. De rechtbank had vastgesteld dat de appellant van 1 september 1995 tot 13 september 1995 een Ziektewetuitkering had ontvangen en vermoedelijk daarna hersteld was verklaard. De Raad concludeerde dat de medische verklaringen uit Marokko, die pas na het vertrek van de appellant uit Nederland waren opgesteld, niet voldoende bewijs boden voor een onafgebroken periode van arbeidsongeschiktheid.
De uitspraak van de Raad bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C.W.J. Schoor als voorzitter en J. Brand en C.C.W. Lange als leden, in aanwezigheid van griffier K.E. Haan.