[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2011, 11/740 (aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 28 maart 2012
Namens appellante heeft mr. F. Verkerk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2012. Voor appellante is mr. Verkerk verschenen. Namens het Uwv is verschenen mr. J. Dijkstra.
1.1. Appellante is met ingang van 12 augustus 2008 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Appellante heeft op 14 november 2008 het Uwv verzocht om vergoeding van de kosten voor de opleiding tot nagelstyliste.
1.2. Bij besluit van 28 mei 2009 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen.
2. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 27 december 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellante ongegrond verklaard en heeft het Uwv het besluit van 28 mei 2009 gehandhaafd.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, kort weergegeven, overwogen dat het de bevoegdheid van het Uwv is om al dan niet een scholing te vergoeden en dat het Uwv dat alleen doet indien de opleiding naar zijn oordeel noodzakelijk is. De rechtbank heeft de daartoe opgestelde beleidsregels niet kennelijk onredelijk geacht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv het verzoek van appellante op goede gronden afgewezen en heeft het Uwv de afwijzing voldoende gemotiveerd met de adviezen van de werkcoach, waaruit blijkt dat de opleiding voor appellante niet noodzakelijk was.
4. In hoger beroep zijn namens appellante de in beroep aangevoerde gronden herhaald. Deze komen er op neer dat het Uwv ten onrechte heeft geoordeeld dat de opleiding tot nagelstyliste niet noodzakelijk was en dit oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd. Dat appellante ondanks het volgen van de cursus nog steeds geen baan heeft gevonden, mag volgens haar niet meewegen aangezien de rechtbank naar het moment in geding behoort te toetsen.
5.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2. Artikel 73 van de WW bepaalt dat de werknemer die recht heeft op een WW-uitkering recht heeft op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het Uwv of de overheidswerkgever noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
5.3. In de Beleidsregels Protocol Scholing 2008 (Stcrt. 2008, 154, Beleidsregels) is het beleid weergegeven dat het Uwv hanteert om te bepalen of een opleiding noodzakelijk is om via de kortste weg terug te kunnen keren op de arbeidsmarkt.
5.4.1. Gelet op de bewoordingen van artikel 73 van de WW heeft het Uwv beoordelingsvrijheid bij de beoordeling of een scholing noodzakelijk is. Dit betekent dat het beleid dat het Uwv voert in het kader van deze beoordeling, zoals neergelegd in de Beleidsregels, terughoudend moet worden getoetst.
5.4.2. In de bijlage bij de Beleidsregels is in paragraaf drie vermeld dat bij de beoordeling of de scholing noodzakelijk is, “uitgangspunt is de vraaggerichte benadering op de regionale arbeidsmarkt”. Daarvan is in eerste instantie sprake als er “een concrete vacature bij een werkgever in zicht is ten aanzien van de functie waarvoor geschoold wordt”. Is dit niet het geval, dan dient er in ieder geval sprake te zijn van aanwezigheid van vacatures op de regionale arbeidsmarkt met betrekking tot de functie.
5.4.3. In het bestreden besluit heeft het Uwv gemotiveerd dat de opleiding tot nagelstyliste zonder baangarantie niet de kortste weg naar werk is voor appellante. Er was geen concrete vacature bij een werkgever. Ook waren de kansen op een baan als nagelstyliste naar het oordeel van de werkcoach klein en was er weinig betaald werk te vinden als nagelstyliste.
5.5. Gelet op artikel 73 van de WW en op hetgeen is neergelegd in de Beleidsregels heeft het Uwv met de motivering zoals weergegeven in overweging 5.4.3 de aanvraag van appellante in redelijkheid kunnen afwijzen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Uwv ook zonder de constatering in het bestreden besluit dat appellante een jaar na het afronden van de betreffende cursus nog geen baan heeft gevonden als nagelstyliste, de aanvraag van appellante heeft kunnen afwijzen.
5.6. Uit de overwegingen 5.2 tot en met 5.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2012.
(get.) L. van Eijndthoven.