ECLI:NL:CRVB:2012:BW0106

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5797 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor medische kosten in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een vergoeding voor medische kosten aan appellant, die in Duitsland een operatie heeft ondergaan. De korpsbeheerder van de politieregio Haaglanden had in een nieuwe beslissing op bezwaar vastgesteld dat appellant recht had op een vergoeding die overeenkomt met de kosten die hij zou hebben gemaakt als de operatie in Nederland had plaatsgevonden. Dit volgde op een eerdere tussenuitspraak van de Raad, waarin een motiveringsgebrek in het bestreden besluit was vastgesteld. De korpsbeheerder had eerder een besluit genomen op 13 augustus 2007, dat in de tussenuitspraak werd vernietigd. De nieuwe beslissing op bezwaar, genomen op 24 februari 2011, herstelde het motiveringsgebrek en stelde de hoogte van de vergoeding vast op € 9.155,35, terwijl appellant al 50% van zijn kosten in Duitsland vergoed had gekregen, wat meer was dan de nieuwe berekening. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de nieuwe motivering onjuist was en verklaarde het beroep tegen het besluit van 24 februari 2011 ongegrond. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit, en veroordeelde de korpsbeheerder tot betaling van proceskosten aan appellant tot een totaalbedrag van € 966,-, inclusief griffierecht van € 359,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

08/5797 AW
11/1562 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 21 augustus 2008, 07/7481 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Korpsbeheerder van de politieregio Haaglanden (hierna: korpsbeheerder)
Datum uitspraak: 15 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 30 december 2010 een tussenuitspraak, LJN BP1542, gedaan (hierna: tussenuitspraak).
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de korpsbeheerder op 24 februari 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen ter vervanging van zijn besluit van 13 augustus 2007 (hierna: bestreden besluit).
Appellant heeft schriftelijk zijn zienswijze over deze nieuwe beslissing gegeven.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de tussenuitspraak. Hij volstaat met het volgende.
1.1. Van belang is hier met name dat in de tussenuitspraak is overwogen dat de omstandigheid dat er wellicht geen medische noodzaak bestond om de operatie juist in München te laten uitvoeren nog niet wil zeggen dat er in de gegeven omstandigheden geen aanleiding bestond om appellant althans een vergoeding toe te kennen die overeenkomt met die van de kosten die hij zou hebben gemaakt als hij de operatie in een Nederlands ziekenhuis had laten uitvoeren. Op de vraag waarom een vergoeding in deze zin niet is toegekend, kon vanwege de korpsbeheerder (ook) ter zitting geen (bevredigend) antwoord worden gegeven.
1.2. In zijn besluit van 24 februari 2011 heeft de korpsbeheerder zich alsnog op het standpunt gesteld dat appellant in aanmerking komt voor een vergoeding waarvan de hoogte overeenkomt met de kosten die appellant zou hebben gemaakt als de operatie in Nederland zou hebben plaatsgevonden. De korpsbeheerder heeft op basis van gegevens, verkregen van een zorgverzekeraar, overwogen dat deze kosten in totaal € 9.155,35 zouden hebben bedragen. De korpsbeheerder heeft appellant echter op grond van goed werkgeverschap al 50% vergoed van de door hem opgegeven kosten van de operatie in Duitsland, inclusief reis- en verblijfkosten van zijn partner. Deze vergoeding bedroeg € 13.842,14. Dit is ruimschoots meer dan waarop appellant volgens de gewijzigde motivering aanspraak zou kunnen maken. Dit gaf de korpsbeheerder reden de eerder toegekende vergoeding te handhaven. De korpsbeheerder heeft appellant tevens een vergoeding toegekend voor de kosten die deze in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt.
1.3. Het beroep wordt geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 24 februari 2011.
1.4. Appellant heeft in het geheel niet aannemelijk gemaakt dat (ook) de motivering van het besluit van 24 februari 2011, met inbegrip van de daarin opgenomen kostenberekening, onjuist zou zijn. Met dit nieuwe besluit is het in de tussenuitspraak vermelde motiveringsgebrek van het bestreden besluit dan ook hersteld. Dit laatste besluit moet worden vernietigd evenals de aangevallen uitspraak waarbij dit besluit ten onrechte in stand is gelaten.
2. Het beroep tegen het besluit van 24 februari 2011 wordt ongegrond verklaard.
3. De Raad ziet grond om de korpsbeheerder op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep tot een bedrag van € 644,- en in hoger beroep tot een bedrag van € 322,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 13 augustus 2007;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 24 februari 2011 ongegrond;
Veroordeelt de korpsbeheerder in de proceskosten van appellant tot een bedrag van totaal € 966,-;
Bepaalt dat aan appellant het door hem betaalde griffierecht van in totaal € 359,- wordt vergoed.
Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en K.J. Kraan en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2012.
(get.) J.Th. Wolleswinkel.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD